Deze voortdurende terzijdestellingen van het Europese normen- en waardenpatroon die toch het basishumus vormen van de continentale staatkunde werkten als schokgolven in deze aardlagen die uiteindelijk de daaronder liggende tektonische platen, slenken en schollen niet onberoerd lieten. Ik vond de volkomen verrelativering van het gezag van de wetgever daar symptomatisch voor. Ik ging er al op in, binnen het raam van deze Blogs. Zie het thema van de iudex viator bij https://gerardstrijards.nl/iudex-viator/ en de daaropvolgende blogs.
In de colleges staats- en strafrecht ging het er om, dat die wetgever eigenlijk maar een fictie was. Die fictie was een instrument, dat steeds weer rechterlijk bijgeslepen, verbogen en van kartelingen op het snijvlak moest worden voorzien, omdat de wil van die wetgever eigenlijk nooit duidelijk was terwijl geen persoon onder deze naam – wetgever – te vinden was, maar een conglomeraat van toevallig samentreffende personen. Die eigenlijk vaak niet deskundig waren in de te regelen materie. Zeker: de klassiek-liberalen hadden daar heel anders over gedacht.
Wie het gigantische Paleis van Justitie te Brussel betreedt ziet al in de imponerende hall met de galmende granitovloer boven zich de spreuk “alleen de wet regeert over ons”. In de zittingszalen en raadkamers ziet men varianten daarvan herhaald. En dat ook harde wetten gehandhaafd moeten blijven tot een nieuwe in het mogelijk vacuüm voorziet en in werking is getreden nadat de uitvoerbaarheid beproefd bleek. De wetgever gaat daarover. Hij alleen. De scheiding der machten vergt het. Onvoorwaardelijk. Maar, zo leerden de nieuwe hoogleraren, rinkelend met hun slavenarmbanden, dat was achterhaald, die wetgevingsleer.
Belachelijk. De wet was ook maar een mening. Die de rechter mocht opzijzetten. Omdat hij dat maatschappelijk noodzakelijk vond. De rechter hoorde echt steeds een laatste woord te hebben. Hij was er beter voor geschikt dan de nitwits in het parlement. Daarmee werd het concept van de westerse rechtsstaat eigenlijk uit de humuslaag gerooid, al werd dat door die proffen uiteraard niet toegegeven. Men kwam ze nadien dan ook in hoge rechterlijke colleges tegen. Daar zitten ze nog. Goudgerand. Spelend met hun taal en standaardkreten. Dat de wet het dragend skelet blijft voor hun triviale omhullingen, wensen zij niet in te zien.