Ook al zomert het, goed is het niet.

Men kan bij Den Deijl oversteken over de oude Leidse Straatweg. Dan komt men op de kastelenroute uit. En ook die is aan te bevelen. Ook al staan er brandnetels waartegen de gemeente niet optreedt. En ook al zijn er mijten, neten, mieren en wespen die er niets te zoeken hebben. En dan heb ik het nog niet eens over de teken. Die zijn illegaal. Vooral als je vrouwelijk gezelschap een dameshondje voert aan een kort riempje. Deze hondjes zoeken deze teken op.

Dat hád je als gids moeten weten. Maar, inobservant als je als man nu eenmaal bent, doe je dat weer niet. De vrouw die je vergezelt vertelt het aan het hondje dat hoog en verontwaardigd keft. Maar de teken trekken zich daarvan niets aan. Daarom besluit de vrouw met dat hondje midden op het ruiterpad te gaan lopen, waar veel te grote paarden voortrazen. Daardoor zijn deze paden rul, vol zandkluiten en ongerief. Maar er zijn geen teken.

Uiteraard komen nu vanuit tegenovergestelde richting twee statige dames die echt in deze Wassenaarse contreien heuren, aan galopperen. Briesend. Snuivend. Die paarden dan. Het dameshondje blaft hoog, schril en onophoudelijk tegen deze paarden die daar nerveus van worden. Terwijl het hondje gelijk heeft. Mijn gezelschap is dan ook niet van plan het ruiterpad te verlaten. Waarop de dames te paard haar beledigend toespreken in welgekozen goedgearticuleerde bewoordingen.

Mijn wandelgenoot roept mij woedend aan. Haar gelaat glanzend van verontwaardiging. Dit kan ik niet laten passeren is haar parool.  Ik dien terstond in te grijpen. En deze ruiters op hun nummer te zetten. Maar voor en aleer ik kan overwegen hoe daaraan uitvoering te geven, zetten de ruiters hun paarden aan, de kluiten achterwaarts rondslaand.  Ik belet zulks niet, hetgeen mijn status als bewaker van eerbaarheid en goede naam van reisgenoten ondermijnt. Terwijl het zomert. Goed is het niet. Het komt ook niet goed. Ook al zomert het.