Personele samenstelling van een kabinet

Het bijeenzoeken van de poppetjes die een kabinet samenstellen is wezenlijk iets anders dan het sluiten van een kabinetsakkoord, een regeerakkoord en het opstellen van een regeringsverklaring over formatie, informatie, verkenning en duiding van het stembusgedrag van de kiezer. Voor al deze momenta en de daarbij gekozen opstellingen is de ministersploeg integraal verantwoordelijk jegens de Tweede Kamer, die daarvoor de vereiste informatie mag opvragen.

De aantredende bewindslieden kunnen de Tweede Kamer verzoeken sommige informatie niet te hoeven geven in het landsbelang. Zeker nu Nederland als NAVO-lid deelneemt aan bepaalde voorbereidingshandelingen die dit defensiegenootschap treft en die deelneming aan enig gewapend conflict kunnen impliceren, kunnen een premier en de ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie trachten de Kamer ervan te overtuigen dat dat nationaal belang vereist dat bepaalde informatie niet, nog niet, gedeeltelijk niet of niet in de totale onderlinge samenhang wordt gegeven op het moment dat het kabinet zich staatsrechtelijk aan de volksvertegenwoordiging presenteert.

Persisteert de Tweede Kamer, dan kan de regering haar vragen om deze informatie te verstrekken in commissie-generaal: de geheime Kamerbijeenkomst die de deuren voor pers, media en publiek geheel of per thema gedeeltelijk sluit. Blijft de Tweede Kamer bij haar eis dat de informatie publiekelijk verstrekt worde, dan is het oordeel van die Kamer beslissend. Een bewindspersoon kan constitutioneel niet besluiten toch bepaalde informatie achter te houden. Vroeger placht de Koning als staatshoofd de fases van kabinetsvorming te leiden. Wilhelmina, Juliana en Beatrix plachten dat te doen.

Bij de formatie-Heemskerk in 1907 deed Wilhelmina dat, omdat de al te dominante Abraham Kuyper voor haar niet langer te vreten was. Ze stak niet onder stoelen of banken dat de leider der “kleine luyden”, de minder welvarende gereformeerden die Kuyper placht te vertegenwoordigen in de Kamer gaandeweg als minister-president aan hoogmoedswaanzin was gaan lijden, een aberratie waaraan ze niet langer ambtshalve blootgesteld wenste te worden.

Aan Cort gaf ze ook haar verlangens nopens de personele samenstelling van het Koninklijk Kabinet dat ze wilde onomwonden te kennen. Dat deed ze ook jegens Schermerhorn, in 1945. Er waren kereltjes die ze niet kon velen en dat lichtte ze ook omstandig toe. Zoiets lekt altijd uit. Beatrix had ook personele voorkeuren en kon dat ook goed uitleggen. Als die personen dan later toch in de Kamer zitten en het nieuwe kabinet gaan controleren op iedere beleidsdaad is dat niet echt bevorderlijk voor het gemeen overleg dat grondwettelijk voorondersteld wordt bij wetgeving.

Juliana stak niet onder stoelen of banken dat ze rooms-rode kabinetten het best zag zitten voor het stelletje hinderlijke particulieren dat onze moerasdelta pleegt te bevolken. Ook dat was niet altijd bevorderlijk voor dat overleg. Maar nu de informateur steeds geacht wordt te rapporteren aan de Tweede Kamervoorzitter voor iedere fase, is dat risico voorlopig aanmerkelijk verminderd. Die voorzitter is tenslotte Kamerlid. En moet nog langer mee dan vandaag.