Rollend over straat

Destijds, toen de Lijst Pim Fortuyn-partij (het is een wat eigenaardige en bevreemdende contaminatie) nog regeringsdeelnemer was in het kabinet-Balkenende I, kon men ook terugzien op een langdurige, verwarde en verwarrende formatieperiode. Het kabinet regeerde – wat héét – van 22 juli 2002 tot 23 mei 2003. Dat is, ook voor Nederlandse verhoudingen, nogal kort. Maar het kabinet Colijn V regeerde nog geen dag in 1939. Korter kan niet, maar in Nederland zou het wellicht hebben gekund, toen en nu, want onze democratische bestuursvorm is een zeer kwetsbare.

Gekoesterd zou ze dus moeten worden, maar de Haagse praktijken zijn daar verre van. Politici ontzien zich niet persoonlijke vetes in het leven te roepen uit electoraal gewin. De regeerperiode van Balkenende I is er symptomatisch voor. De LPF-partij had geen andere verbindende substantie intern dan de nagedachtenis van en aan Pimmetje, de flamboyante prof van de Erasmus-universiteit. En hoe die substantie gedefinieerd werd was zelfs geen gemeengoed binnen de LPF al was iedereen natuurlijke de beste vriend geweest van Pim.

De LPF-ers waren allemaal debutanten en lanceerden hun privé-opvattingen als hoekstenen van kabinetsbeleid. Dat leidde tot bestendige interne en externe conflicten van hoogstpersoonlijke en daarom brisante aard, aangeblazen door de media. Het CDA en de VVD deden er, hoezeer ook regeringsverantwoordelijkheid dragend, alles aan om deze ruzies naar buiten te brengen, politiek te duiden en vervolgens tot voortgezette knalvuurwerkreeksen te ontsteken.

Deze partijen dachten er garen bij te spinnen bij de eerste verkiezingen voor de Kamer en joegen graag de LPF-ers onderling de verrafelde gordijnen in. De consummatie werd bereikt op 16 oktober 2002.  Op 16 oktober 2002 immers treden minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Eduard Bomhoff en minister van Economische Zaken Herman Heinsbroek (beiden LPF) af vanwege de conflicten die zij met elkaar hebben. Dezelfde dag valt het kabinet over deze conflicten. Doordat het CDA de stekker eruit trekt.

Er was nog best reconstructie mogelijk. Maar de christendemocraten zetten hun partijpolitiek voor het landsbelang op instigatie van de onvermijdelijke Piet Hein Donner die achter de coulissen bleef. Die had vaak bij deze soort burenruzies de regie. De VVD bij monde van de heer Zalm drong zich echter op het Binnenhof naar voren en riep de verzamelde bent van het journaille met overslaande stem toe dat hij er nu kláár mee was. En dus was het klaar. Al was dat zeer vermijdelijk geweest. Deze regie voert de VVD via Remkes nu weer via onverklaarbare lekken over de psychiatrische onhandelbaarheid van Pieter Omtzigt.

Remkes kondigde al aan dat het die kant wel op zou kunnen gaan. En dus gebeurde het, al weet hij van de prins geen kwaad. Pieter begint te huilen. Als hij zijn zin niet krijgt. Hij gooit met deuren als iets niet lukt. Pieter loopt weg als consensus dreigt. Dat alles gelardeerd met nét zoveel concrete feiten en omstandigheden dat het allemaal wel waar schijnt en moet zijn. Er is sturing op. Maar niet in het landsbelang. Wachten is nu op een ernstig incident van corruptieve aard binnen de PVV-gelederen dat bekwaam uitgeserveerd moet worden. Kellners genoeg om dat te doen.

Op 12 december 2002 was dat bij Balkenende I gevonden. Dan treedt minister van Defensie Benk Korthals (VVD) ineens af als gevolg van de conclusies van het onderzoek naar de bouwfraude. Daaruit blijkt dat hij de Tweede Kamer onjuist heeft ingelicht over een schikking tussen het Openbaar Ministerie en bouwondernemingen. De parlementaire enquêtecommissie die het onderzoek naar deze affaire verricht, uit ernstige kritiek op het handelen van Korthals toen hij in het vorige kabinet minister van Justitie was. Zoiets komen we nu nog te kort. Maar daaraan wordt gewerkt. Ten laste van Wilders, die te veel leiding lijkt te krijgen.