Maas had Piet Cuypers al meermalen op bezoek gehad, gecharmeerd als de bouwmeester was van het Strijpse kerkje. Hij had direct gezien dat het in oorsprong een zaalkerkje was geweest dat mede ten doel had gehad militaire voorraden en wachtposten te herbergen. Het deed Piet nog het meest denken aan het zaalkerkje te Lemiers. Het Strijpse bedehuis kon best stammen in die vorm uit de zevende eeuw. Dat zou overeenstemmen met de notering van de tienheffingen sedertdien in de Luikse pouillé’s. Het zou noodzakelijk zijn het interieur goed te onderzoeken: er was enorm veel verhaspeld en verknutseld aan het schip. De twee transepten waren overduidelijk later aangebouwd, vermoedelijk in het tweede decennium van de negentiende eeuw. Dat was te zien aan de namaakgothische montants van de raampartijen in die vleugels en de onnoodzakelijke steunberen.
Vermoedelijk zat daar Brouwers achter, die zijn kerkje had willen opwaarderen, gezien het toegenomen aantal gelovigen. Er waren tongewelven in dat kerkje aangebracht met kruisribverbindingen, aangeplamuurd met gips en kalk in de beste tradities van Van Tulder, Cuypers concurrent in de regio. Op de muren zaten dikke pleisterlagen. Piet wilde die verwijderen: zijn ervaring was dat er dan middeleeuwse schilderingen tevoorschijn kwamen. En dat zou pas een bof zijn. Van Griensven had de zware toogmuur tussen koor en schip doen verwijderen opdat het altaar weer in de apsis geplaatst, zichtbaar zou zijn voor de gelovigen. Maar daarvan had hij aan de weerszijden afgezien: het dak was inmiddels op die toog komen te rusten en dreigde dan in te storten. Maar mogelijk was zeker dan in de afscheiding een tafereel van het Laatste Oordeel zichtbaar zou worden bij het afbikken der lagen.
Dat had Piet óók gezien bij de kleine Sint Jan te Hoensbroek. Maar hier, in Strijp, zou men dan een Kempense variant ervan zien. Ja, dit kerkje verborg nog vele geheimen, zoals, bijvoorbeeld, die enigmatische zandstenen ornamentatie in het zuidertransept. Piet ried Maas de kerk intact te laten: hij zou haar aanmelden bij zijn zwager Victor de Stuers. Was de pastoor hierin ter wille, dan kon hij subsidies tegemoet zien voor een bedehuis, maar dan elders op te richten. Maas, onder de indruk, had de aanzienlijke architect uitgelaten, hopend op een gereduceerd tarief in diens ontwerp voor een Strijpse basiliek. Want dat Cuypers dat moest doen, dat was voor Maas nu axiomatisch bepaald. Hij wilde dus de bouwheer tegemoetkomen. In Den Bosch had men andere plannen. Cuypers had te vaak de confrontatie gezocht met Binnenlandse Zaken, onder meer bij de bouw van het Rijksmuseum te Amsterdam en het Centraal Station aldaar. Vervolgens was Cuypers spuugduur. En Strijp arm. Bovendien ontwierp Cuypers steeds megalomaner. Hij werd ook nog ongezeggelijk jegens het geestelijk gezag.
Dus moest Maas maar met een goedkoper bestek genoegen nemen en een bouwkundige met minder kapsones. Het zou anders zijn, als Maas de hele kerk met alles erop en eraan zelf zou betalen, maar daar kon geen sprake van zijn. Zijn familie was bemiddeld. Maar niet steenrijk en bovendien had Maas’ vader te rekenen met veel legitimarissen. Daarom moest Maas maar gaan praten met zekere Cornelis van Dijk. Hij is autodidact. Maar hij tekent aardig en is meer afgestemd op de dorpse smaak die afgesteld is op klatergoud en veel polychromatuur in de kapitelen, gewelfschotels en kruisribrozetten. Inmiddels licht Cuypers De Stuers in. Die is blij, want dat Strijpse kerkje vindt ook hij cultuurtechnisch en historisch van groot belang, mede in verband met Thijms voornemen in een foliant de totale kerkelijke geschiedenis van Nederland eens hartgrondig uiteen te zetten aan de Paus, Leo XIII, die ook veel gevoel heeft voor geschiedenis en de naaste politieke ontwikkelingen.
Maas gehoorzaamt inmiddels Den Bosch, geeft Cornelis de opdracht, maar licht Cuypers niet in. Die heeft inmiddels Binnenlandse Zaken lekker gemaakt, ook om het debiet van De Stuers te vergroten, en gaat er van uit dat dat kerkje intact blijft tot nader order. Elders is dat immers ook gedaan. Naast een immense nieuwe kerk staat dan verop nog het schattige middeleeuwse bedehuisje, en waarom ook niet? In Hoensbroek zie je op loopafstand de grote en kleine Sint Jan naast elkaar staan en wat aardig werkt dat niet perspectivisch. Dat kan in Strijp ook. Piet ziet het al helemaal voor zich. Dan kan dat hofje knus gerespecteerd blijven, de kerkfabriek gespaard, dat bellefort opgeknapt, de middeleeuwse dorpsplanologie intact en wie weet wat voor religieuze Efteling er dan in het Strijpse te aanschouwen is.