Colenbrander en Blok stonden nog volledig in de school van Fruin. Zij trachtten een historische heilsboodschap via God, Nederland en Oranje aan de ingezetenen van het Nederlandse imperium te brengen. Vergeet niet, dat Nederland in hun tijd echt wel een grotere koloniale mogendheid was met een geweldige economische potentie, mits de grotere multinationals – zoals de Koninklijke Shell, de Deli-maatschappij, de Billiton-Tinbaggermaatschappij, Philips en Unilever zich statutair bleven ophouden binnen de geografische grenzen van dat rijk en zich daarbinnen bleven dóór ontwikkelen.
Dit laatste kon alleen geschieden als deze rechtspersonen zeker waren, dat de staat zich effectief zou kunnen consolideren binnen het rijk, óók op veraf gelegen plaatsen in het Verre Oosten. De staat zou een publiek geweldsmonopolie adequaat moeten kunnen inzetten ten verzoeke van deze gigantische ondernemingen. Dat veronderstelde een sterk opgetuigde en bezette politionele macht. En dát kon alleen gewaarborgd worden als de inlandse bevolkingen in Oost en West zich wezenlijk ethisch, demografisch, moreel en rechtens met dat koninkrijk onder Oranje verbonden wisten op een aldagelijkse basis.
Die bevolkingen zouden de politionele brigades ter rechtshandhaving moeten willen bemensen en logistiek steunen. De historiografie zou daartoe een soort basis moeten leggen. Een soort humusbed voor de – toch vaak wat kunstmatige – beleving dat deze inlanders behoorden tot de bevolking van dat rijk dat ook hén ten dienste stond. Dat moesten deze inheemsen kunnen aannemen. Daarop moest het onderwijs worden ingericht. Daarop dienden de publicaties, voordrachten en openbare optredens van deze academische historici afgestemd te zijn.
De hoogleraren kregen dat bij hun leeropdrachten ook ingeprent. Zij plachten die opdrachten te krijgen bij koninklijk besluit. Koningin Wilhelmina maakte daar bij de aanstellingen beslist werk van. Zij wilde professoren die de drieëenheid God, Nederland en Oranje voetstoots aanvaardden binnen hun narratieven. Een triniteit, die dogmatisch gedefinieerd werd. Navraag naar de strekking, intrinsieke betekenis en doelen van deze triniteit werd verder niet op prijs gesteld. Wie dat tóch deed of de neiging had dat te doen werd stomweg niet aangesteld.
Dat ervoer bijvoorbeeld Jan Romein, toen hij een buitengewone leeropdracht aangeboden kreeg in de nationale geschiedenis. Want Jan gold als weinig betrouwbaar. Hij scheen het marxisme toegedaan te zijn, de communistische heilsleer, en dat maakte hem tot een buitenlands zeloot van Lenin en Stalin. Dat was antithetisch aan de strekking van de triniteit. Jan werd dus gepasseerd. Maar hij was niet de enige die ervoer dat de vaderlandse geschiedenis volledig gepolitiseerd was ten behoeve van de staatkundige status quo van die dagen. Die politisering was nog steeds conservatief-liberaal. Men zei dat dat in de lijn viel van de staatkunde die Thorbecke was toegedaan.
Ambitieuze historici als Pieter Geijl ervoeren dus al spoedig dat zij om zo te zeggen buiten de boot vielen. Geijl was voorstander van een groot-Dietse benadering van de geschiedenis van de Lage Landen, waaronder Brabant en Vlaanderen in ieder geval vielen. In de middeleeuwen was daar een groter Neder-land tot ontwikkeling gekomen. En dát land was eigenlijk het centrale fermentatiepunt geweest voor de ontwikkeling van het Dietse besef, dat nog steeds tot uitdrukking kwam in de taal, de litteratuur, de cultuuruitingen en de borging van de fundamentele grondrechten.
Geijl ontwikkelde die gedachten niet direct voor politieke doeleinden. Hij vond dat wie historisch besef had onmiddellijk moest inzien dat het hertogdom Brabant de harde kern was van de Lage Landen en dat de tweedeling van dat vorstendom in 1830, ter gelegenheid van de Belgische Afscheiding, in ieder geval rampzalig was geweest. Dat bracht hem dicht bij de Vlaamse Beweging. En ook wel bij de Nationaal-Socialistische Beweging in de Nederlanden. Maar zich daarbij aansluiten, dat deed Geijl ook weer niet. Hij politiseerde tersluiks en middellijk. En Jan Romein eveneens. De vaderlandse geschiedenis werd een politiek geladen vak.