Rechterlijke wetsverzetting

Wanneer men aan de vreemdeling, die zich toegang heeft verschaft tot het Nederlandse grondgebied in Europa, de volledige rechtsingang bij de onafhankelijke rechterlijke macht biedt die een toegelaten persoon daar genieten kan, is vrijwel iedere wijziging van de Vreemdelingenwetgeving een slag in brak water of het dorsen van ledige stro. Dat was het uitgangspunt van wetsontwerp-22735. En dat is ook nu een waarheid als een koe.

Want de rechter zal, zodra de vreemdeling zijn zaak – ongeacht waar deze over gaat – rechtsaanhangig heeft gemaakt, iedere tussentijdse verwijdering uit dat grondgebied verbieden, desgevallend in burgerlijk kort geding en eventueel met het opleggen van een dwangsom. Aan de overheid, die deze verwijdering wil ondernemen. Dáár ging het bij dat wetsontwerp in 1990-1993 over. En daar is deze wetsvoordracht, ter stroomlijning en verkorting van de procedures, uiteindelijk ook volledig op stuk gelopen.

De rechterlijke macht kondigde meteen deze benadering aan en zette deze massaal door. Zie blog dd. 16 juni 2023 https://gerardstrijards.nl/rechterlijke-reactie/  Ze wond er in 1990 geen doekjes om dat ze dit zou gaan doen jegens kabinet, kroon en volksvertegenwoordiging. Ze deed dit bij monde van haar prominente leden T. van den Os van den Abeelen en Henk Heyne Makkreel. Beiden golden als specialisten in het vreemdelingen- en immigratierecht en waren uiterst strijdvaardig. Van den Os werd nadien voorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Heyne was vicepresident Rechtbank Haarlem. Hij deed bijna alle burgerlijkrechtelijke korte gedingen in vreemdelingenzaken, waarin een dergelijke verwijdering thema was van de procedure bij de rechter.

Heyne was senator van de VVD. Hij dreigde de invoering van de wet illusoir te maken in een dramatische zitting van de eerste Kamer in december 1992 die lang ná het middernachtelijk uur voortduurde en dwong allerlei toezeggingen af aan de minister van Justitie Hirsch Ballin, met wie Van den Os voorts nauwe vriendschapsbanden onderhield. Hun verzet wies naarmate de voortgang van het ontwerp in het traject vorderde. En zij konden destijds terugvallen op de dagbladpers en de media van de verrekijk. Dat deden ze dan ook.

Ook al rees steeds indringender de vraag hoe dat te rijmen was met de constitutioneel verankerde scheiding van de drie machten: de uitvoerende, rechtsprekende en de rechterlijke macht. Het ging destijds om (1) de uitsluiting van het procesrecht van de Algemene wet bestuursrecht (2) de concentratie van alle rechtsmacht in de vreemdelingenzaken bij de rechtbank Den Haag (3) het uitsluiten van hoger beroep en (4) het buiten het vreemdelingenprocesrecht plaatsen van de Raad van State en de Hoge Raad ter borging van de rechtseenheid. https://gerardstrijards.nl/uit-onrecht-dient-geen-recht-te-ontstaan-niet-toelatenuitzetten/ Zie ook de daaropvolgende blogs.

Ik gaf al aan dat de regering deze vier componenten tezamen uiteindelijk wilde invoeren om korte procedures in vreemdelingenzaken te krijgen. Dus: korte slagen, zodat de vreemdeling hangende het afdoeningstraject niet “van kleur kon verschieten” door technisch onverwijderbaar te worden via nova die niet al aanwezig waren bij de eerste toegangsverschaffing. Dus via feiten en omstandigheden die de afdoeningsambtenaren bij de intake niet konden kennen of waarderen.

Zoals het novum van een exclusieve persoonlijke relatie in de particuliere levenssfeer met een wél verblijfsgerechtigde ingezetene – denk weer aan het schijnhuwelijk waarin destijds gegrossierd werd – of dat van de sociale integratie van de vreemdeling-eiser in de Nederlandse samenleving, die op allerlei wijzen kon worden aangevoerd en voorshands aannemelijk gemaakt. Maar er waren vele nova, zoals mede de totale destabilisatie van de economische of humanitaire situatie in de regio waar de eiser beweerde uit herkomstig te zijn maar die hij anderzijds niet volstandig kon bewijzen.