Het voornaamste probleem, waarmee het regeringsapparaat zal komen te zitten als een nieuw kabinet aantreedt en dat bereid is door te tasten om achterstallig onderhoud aan de staatshuishouding te verrichten, is overduidelijk, dat de volksvertegenwoordiging al meer dan dertien jaar niet weet hoe zich tegenover dat apparaat te positioneren. Is een kabinet de mandataris van een Kamermeerderheid of niet? Is bij een regeringsakkoord zulk een mandaat gegeven of niet? Thorbecke wilde van zulk een mandaatsconstructie niet weten toen hij voor de eerste keer aantrad als regeringsleider.
De Tweede Kamer vroeg meteen om zulk een regeringsverklaring, omdat daarin iets van een mandaat door een veronderstelde meerderheid in die Kamer zou liggen. Hoe kwam Thorbecke erbij om te veronderstellen dat hij en zijn ministers – Thorbecke ging er wel vanuit dat hij binnen de regeerploeg de eerste onder de gelijken was – konden rekenen op het basisvertrouwen in de volksvertegenwoordiging, nodig om wetgeving te slaan. Wat waren zijn concrete plannen precies? Waaraan kon hij de verwachting ontlenen dat zijn daden van uitvoering zouden kunnen gedoogd door een meerderheid? Wat was zijn programma? Hij antwoordde met laconieke: “Wacht op onze daden!” Meer niet.
Er was geen regeerakkoord en als er al een kabinetsakkoord was dan zou de Kamer dat wel merken. Thorbecke wist heel goed dat in Brittannië een kabinet alleen maar kon optreden als een meerderheidsvertrouwen was gebleken in het Lagerhuis per wetsvoorstel of uitvoeringsdaad. Daar was het geenszins ongewoon dat een premier vroeg om een votum van vertrouwen als er reden was te veronderstellen dat de meerderheid binnen dat Huis aan het afbrokkelen was. Er moest daarom per geval ook een aanmerkelijke meerderheid zijn. Niet de helft plus één stem die in dat Huis konden worden uitgebracht, maar steeds een grote meerderheid. Per casus kon niet steeds worden aangegeven hoe groot die meerderheid zou moeten zijn, dat hing van het aanhangige onderwerp af.
Daarom kon een wat lamlendig opererende premier als Neville Chamberlain naar huis worden gestuurd in de meidagen van 1940 ook al had hij beslist een conservatieve meerderheid nog achter zich, maar zó weinig binnen die kamerclub dat hij niet geacht kon worden nog gelegitimeerd te zijn Engelands staatszelfstandigheid nog met wapengeweld te handhaven tegenover de oprukkende Duitsers. In de coulissen stond overigens Lord Halifax al gereed om namens de conservatieven het stokje van Neville over te nemen. Niet zozeer Churchill, die niet echt geacht kon worden achttien-karaats conservatief te zijn. Zulk een mandaatsverhouding wilde Thorbecke niet introduceren in het Nederlandse staatsrecht. Omdat hij wist dat de Nederlandse kiesgerechtigde massa – die overigens relatief klein was – alleen maar uit minderheden bestond. Die elkaar ook de tent plachten uit te vechten.
Hij meende dus dat een kabinet steeds op ad hoc-basis per probleem in de Tweede Kamer meerderheidssteun zou moeten vinden. En nooit zou mogen terugvallen op een algemeen regeerakkoord dat trouwens altijd terstond door de gebeurtenissen achterhaald zou zijn. De Kamer zou per casus met het kabinet een strijd moeten willen aangaan. Waarbij de Kamer al dan niet losse flodders zou afvuren. Het kabinet zou op die flodders dienovereenkomstig moeten reageren: was met scherp geschoten, buiten verwachting, dan kon bekeken worden of de verwonding al dan niet tot buitengevechtsstelling had geleid. Het vakmanschap van de betrokken, in de vuurlinie staande, bewindspersoon zou hierbij allesbepalend moeten zijn.
Nooit zou een kabinet anders kunnen vallen, dan wanneer geconstateerd zou moeten worden dat de Kamer terecht met scherp ráák had geschoten. Overigens was Thorbecke zelf in dit verband ook niet consequent. Want hij trad af, toen hij met Willem III overhoop kwam te liggen wegens een soort populistische volksbeweging tegen de katholieken die een bisschoppelijke hiërarchie hadden ingevoerd. Willem had zich voorgenomen Thorbecke flink te schofferen. Willem had opgewonden protestanten doen weten dat hij hun verontwaardiging deelde betreffende die bisschoppen die ineens op hun zetels zaten. Thorbecke wilde dat Willem dat rectificeerde. Willem weigerde. Thor trad af.
Niet omdat de Kamer hem met scherp getroffen had. Maar omdat de Koning het kabinet niet dekte. Thor beging dus de eerste systeembreuk in zijn stelsel. Terwijl er andere rekeningen openstonden. Er was financieel nogal wat afgeprutst. Buiten de constitutie om. Veel overheidstaken waren verslofd. Zoals er nu talloze rekeningen van Rutte openstaan. Waarop de voormalige coalitiepartijen moeten worden afgerekend. Grondig. Eerder zal het beoogde dualisme niet hersteld kunnen worden. Te velen hebben daarvoor in de Kamer van november aanstaande, als de verkiezingsbox open is gegaan, kilo’s boter op het hoofd. Een boterberg. Net als destijds de EEG.