Schaakmat te Strijp

Voor Maas was nu de hernieuwde oriëntatie van de nieuwe Trudo-kerk een prestige-kwestie geworden.  Hij giste, dat Cuypers dat zou tegenwerken, zeker, als dat gepaard zou gaan met een totale demolitie van het middeleeuwse kerkje. Het bedremmelde kerkbestuur was in tweespalt gekomen. De helft ervan vond, dat de nieuwe plannen stomweg te duur waren. En verder dat de ontruiming van het kerkhof neer zou komen op schending van grafrechten en gebrek aan piëteit jegens de nagelaten betrekkingen van hen wier stoffelijke overblijfselen op het vredehof de laatste dag afwachtten. Want de verplaatsing zou zeker neerkomen op vernieling van kelderruimten, zerken en monumenten. De voorstanders vonden dat Strijp mee moest doen met de pulserende kerkenbouw elders.

De nieuwe Trudokerk, beklopt door de Strijpse specht. Zie de westfaçade met de luiken

Verder was hun schatting dat grondige restauratie van het middeleeuwse kerkje zeker zwaar in de papieren zou komen. Men kwam nu tot een compromis. De kerk zou voorshands torenloos worden opgeleverd, het bellefort zou dus blijven bestaan. Maar de westgevel zou al van zware contraforten worden voorzien ter schraging van een later op te trekken toren met drie geledingen. Maas, op de hoogte van het feit, dat ongelukkigerwijze ook nog zou moeten worden geheid – de grondgesteldheid van de Kercke-Ackers bleek vademen diep dras en week, stemde toe. En hij zag ook af van een totale verkoop van de oude inventaris. Hij zou, in overleg met de bisschoppelijke curie, alles dat dit zou aanwijzen als verantwoord herbruikbaar laten overbrengen naar de nieuwe basiliek.

Dan zou het bisdom toestaan dat binnen het rechtsgebied schaalcollecties werden gehouden voor deze gigantische operatie. Het compromis werd gesteund door de rijkere eigenerfde boeren en gold nu als uitgangspunt, geratificeerd door de bisschop. Die wilde nu eindelijk wel eens een eind gemaakt hebben aan de dorpsvetes die actueel zouden worden als de oorspronkelijke plannen zouden worden uitgevoerd. Van Dijk kreeg opdracht en hoofdaanneming gegund en zette in betrekkelijk korte tijd een standaard-basiliek neer. Die leek veel op die te Wamel. Dat was met Maas ook afgesproken. De overbrenging van de heilige vaten, het kerkmeubilair, de staties en retabels gebeurde in plechtige processie. De daarbij te zetten “Romeinse Passen” om nog binnen de sacramentele wijdingsradius te blijven van de oorspronkelijke kerk werden nauwkeurig vanwege het bisdom opgegeven. Het zag zorgvuldig toe, dat geen aanstoot werd gegeven aan gezaghebbende experts als Cuypers en De Stuers: de steen uit het zuidertransept ging mee. Ze werd overgemetseld in de westfaҫade van de basiliek opdat toch bedevaart gehouden zou kunnen worden uit het land van de Pruisen. Dat was tijdelijk, besloot de bisschoppelijke bouwinspectie. Want uiteindelijk zou die westzijde worden verrijkt met een zware toren, naar de stijl van Van Dijk.

Drie geledingen in Rijnlandse stijl met balustrades, een ranke toren met opengewerkte spits, bol, haan en windvaan. De steen kon met luiken worden afgesloten, want helemaal zuiver op de graat leek de herkomst er van niet te zijn. Cuypers had daar al iets van gezegd. De vont werd helaas toch doorverkocht aan een pastoor in het Rijnland. De kerk zou gaandeweg van fraaie altaren in wit Caensteen worden voorzien, dat had de familie-Maas beloofd. Er blééf wrok smeulen, omdat nu het wegenplan toch verlegd moest worden terwijl families verongelijkt constateerden dat ze op het kerkhof voor hun dierbaren mindere klasse-plaatsen hadden toegewezen gekregen. Maar de bisschop had bevolen dat dat gejammer nu moest ophouden. En dat gebeurde dus. Toen nog wel.

De pastoor Fransiscus Werners zou van Van Dijks oorspronkelijke saaie, maar toch harmonieuze conceptie weinig overlaten. Hij trad aan in 1924 toen de annexatie met Eindhoven een voldongen feit was en deze gemeente De Engelsbergen in de Genderbeemd voor nieuwe stadsuitleg deed afgraven, onverschillig voor het feit dat velen ervan grafheuvels waren uit de Taxandrische periode. En Werners zou van het middeleeuwse overerfde kerkgoed vrijwel niets intact laten. Vooral het omsmelten van de middeleeuwse klokken kan hem euvel geduid worden: het waren intacte klokken van Jan Zeelstman die zeldzaam zijn. Terwijl hun wording en gieting zo betekenisvol was voor de parochiële overlevering. De wandaden van Werners vallen buiten het bestek van deze blogs. Omdat ze dateren uit de periode dat Strijp geen zelfstandigheid seculier meer had. Ik volsta met te verwijzen naar de uitvoerige aantekeningen van de heer Peter Snellen, een echte authentieke Eindhovenaar en bekwaam redigerend heemkundige. Hij beschrijft hoe Werners de kerk, na verpulvering door het schennend vuur,  kon deformeren in de huidige wanvorm. Een meeslepende aantijging die men kan vinden onder de link https://eindhovenfotos.nl/4/Strijpbranden.html. U moet wel dóórscrollen tot en met het einde, want Snellen openbaart heel wat over deze Werners.