Achteraf vraag je je af of Sir Richard May QC nu eigenlijk wel een goede keuze was om het langdurig proces tegen Milosevíc te leiden. May was een typische rechter van een Brits Crown Court. Die genieten nog steeds een ongeëvenaard prestige in hun hoven. Daar stellen ze ook zeer prijs op. Ze wensen met gepaste deferentie eerbiedig te worden aangesproken, zoals ik zelf moest vaststellen, optredend als amicus curiae in diverse Crown Courts in Engeland zelf. Het is niet raadzaam ze te onderbreken of ze anders te benaderen dan met de aanhef “If it might please your lordschip, we would dare to submit to your attention…” en zulks in het wat merkwaardige Queens English, het Public School-English dat de buitenlander toch al wat moeilijk gearticuleerd krijgt, Nederlanders voorop.
Slobodan was dus, razend van woede, heftig zwetend heen en weer springend op zijn stoel achter de getuigentafel en steeds weer met knoestige vinger naar May priemend, voor May een voortdurende provocatie nog voordat de simultaanvertaling had uitgeserveerd wat Slobo nú weer wilde. Ik had deswege gehoopt dat May professioneel genoeg zou zijn geweest om zijn hartgrondige afkeer van Slobo te onderdrukken althans adequaat neer te vechten ter zitting. Dat deed May niet. Hij bracht het niet op. Hij was niet de enige. Maar op May kwam het zo áán. Iedereen wist toch dat de berechting van Slobo uiteindelijk zou gaan om de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een bevelsbevoegde regeringsleider in toestand van een gewapend conflict.
Het was de belangrijkste rechtszaak betreffende oorlogsmisdaden sedert de processen voor het Neurenbergtribunaal vanaf 1945. De zittingen werden wereldwijd uitgezonden. May was overduidelijk verveeld, gedégouteerd door de vileine boer die voor hem stond met zijn kleurenvloekende Servische nationale stropdas en zijn roodaangelopen hangwangkop. Iedereen zág het, de Slaven onder het vaandel van Sint Joris voorop. May gaf ook interviews waarin hij overduidelijk maakte dat hij niet kon appreciëren dat Slobo lessen stond te geven in de Servische middeleeuwse geschiedenis vanaf de Slag op het Merelveld in 1389. Toen hadden de Kroaten hun westelijke defensielinie potdicht gesloten voor de wijkende Servische legergroepen die moesten terugtrekken voor de ruiterbenden van de Ottomanen met hun gillende Derwisjen en razende Janitsaren voorop die geen kwartier gaven.
Onbewogen hadden de Kroaten de Serven, toch óók christenen, laten afslachten. En daarna hadden de Kroaten een alliantieverbond met wapenstilstand gesloten met de Sultan Moerad I. May gaf aan, dat hij deze onzin zat was. Dat soort beschouwingen konden hem niet boeien. Ze waren irrelevant voor de aansprakelijkheden die het ICTY moest zien te definiëren. Wat had May te maken met de jurisdictie van de metropoliet van Moskou? Wat kon hem de patriarch van Athene of Byzantium schelen? Of het primaat van Petrus? Hij zat daar toch geen studieclub moraal-theologen voor? En verder was hij het echt spuugzat dat Slobo hem steeds hardnekkig mister May bleef noemen en begon te schreeuwen als May reikte naar de uitknop van de microfoon van de aangeklaagde. Zeker, May gaf Slobo ruimhartig gelegenheid om zijn staatkundige visie te geven op de ontwikkelingen in het voormalig Joegoslavië. Maar dat hij het allemaal niet begreep en ook niet van plan was te gaan doen was óók duidelijk.
De Britten vonden hem helemaal één der hunnen, maar een goede maatstaf was dat oordeel in deze internationale context beslist niet. Britten verwachten van hun rechters niet anders dan een zekere minachtende nurksheid, is mijn ervaring. Wel kan een rol gespeeld hebben dat beiden, Slobo en May, doodziek waren. Slobo leed aan hartfalen en chronische hypertensie. May aan hersentumor. Slobo zou hem kort overleven. In zijn geval moesten vragen gesteld worden over de afhandeling van zijn ziekten in de penitentiaire inrichtingen te Scheveningen, de adequate consultatie van een arts naar zijn keuze en de tijdige aankomst van een ambulance om hem over te brengen naar een beter geoutilleerd ziekenhuis. En vooral of het wijs was de autopsie te laten doen door het gastland dat zorgplichtig was voor de medische voorzieningen binnen de penitentiaire inrichting. Juist daarom was destijds in 2001 afgesproken om zulks over te laten aan Londen mocht zich een onvoorzien décès voordoen tijdens de voorlopige hechtenis. Het maakte in de Slavische staten niet zo’n goede indruk, allemaal. Belgrado protesteerde. Moskou gromde.