Soberheid in het kerststaltafereel

Nu heeft het moraal-theologisch veel zin om je te bezinnen op de barre omstandigheden waaronder de alverlosser der mensheid werd ontvangen in dit stoffelijk ondermaanse. Hij had het niet echt luxe. Hij lag volgens de evangelisten eigenlijk in een stal. Er was, zoveel staat vast, voor hem geen plaats in de herberg. Daarover bestaat geen twijfel. Maria en Josef zaten niet op stoelen. Maria moest zelfs na de baring omzien naar dekking in het stro. Dat bestemd was voor de toevallig bivakkerende os en ezel op locatie, die snuivend het christuskind verwarmden met hun asem.

Aldus de middeleeuwse liederen die van een wat rammelende negentiende eeuwse berijming zijn voorzien door Joseph Alberdingk Thijm, die nogal veel aan de fantasie overliet. Dat er geen watercloset in de buurt was, lijdt geen de geringste twijfel. Toen dan ook op 10 december van het jaar des heren 2021 de gemeente bij gele waarschuwingsborden liet weten dat over grotere lengten de deftige laan werd voorzien van parkeerverboden voor de duur van de rioleringsherstelwerkzaamheden, die niet op zeker konden worden begroot naar uren,  schemerde het vooruitzicht door, dat de komende feestdagen daarvan niet konden worden uitgesloten.

Woningen naar de school van Berlage

Met als impliciete conditie, dat ook op die dagen wellicht de emmer inpandig bij de hand gehouden zou moeten worden. Gelet op de herdenking van bovengenoemde wat primitieve geboorte-gelegenheid van de inleider van de menselijke heilsgeschiedenis lijkt dat méér dan een betekenisvol synchronisme, om Jung te citeren. Het zou een vingerwijzing van de schepper kunnen heten. Een aanmaning om deze keer ook eens goed te denken aan de weinig benijdenswaardige leefomgeving waarin deze vreugdevolle gebeurtenis zich had toegedragen.

Men moet toegeven dat er geen toereikende reden is, waarom het kerststalletje niet óók is voorzien van een liturgisch voorgeschreven emmer, corresponderend met de maten waarin de kerststal is uitgevoerd in de huiskamer. Tenslotte werd hier god mens. Veel theologen hebben zich over de strekking van deze samentreffing van het onzienlijke en het stoffelijke gebogen. Hoe kon god zich verwaardigen tot die imperfectie toe te treden? Wat had hij er mee voor?

Zulk een emmer zou tot die devote reflectie kunnen aansporen. De moederkerk had stellig op het concilie van Nicea zulk een emmer al ritueel kunnen voorschrijven bij de herdenking van wat men tegenwoordig het kerstgebeuren zou kunnen noemen. Door de  opbreking van de laan en het stamriool zouden de bewoners van deze weg tot dat emmermatig gebruik ook fysiek deze beperking aan gods universele onstoffelijkheid aan den lijve kunnen ondervinden. Waren die bewoners daartoe ook bereid, nu de donkere dagen zo zeer tot zielsinkeer nopen?

Het valt te vrezen, dat zulks niet het geval was. De borden en de daaronder bevestigde waarschuwingen nopens het parkeerverbod wekten slechts gekanker, gevloek en hoofdschuddingen op. Voor de transcendente betekenis van deze stremming in het dagelijks vanzelfsprekend programma van de kooplustigen en bewoners bestond, naar het zich liet aanzien, wederom niet de geringste latente ontvankelijkheid. En dus ook niet voor de ultieme betekenis van het gebeuren in die armzalige schuilplaats bij Bethlehem. En dat na tweeduizend jaar christendom.