Het beschuldigen van volksvertegenwoordigers van illegale connecties met vreemde mogendheden of organisaties is altijd spelen met vuur. Voor de media. Maar vooral voor regeringsleden en voor collegae volksvertegenwoordigers, ook als de beschuldigingen blijven in de fases van algemene suggesties. Daarvan is onze grondwetgever zich hartgrondig bewust geweest. En gebleven.
Dat geldt des te meer als het gaat om mogendheden die al geruime tijd met elkaar in spanningen leven, zoals de Ukraïne en de Russische Federatie. Waarbij we moeten aantekenen dat uit beide staten of staatsverbanden op dit moment vele nationalen in Nederland verblijven, al dan niet illegaal. Want lang niet alle vreemdelingen afkomstig uit deze regio’s vroegen bij hun toegangsverschaffing om toelating, laat staan om een bestendige verblijfstatus en velen hunner kwamen documentloos aan, omdat ze betrokken waren bij politieke bewegingen, die in deze regio vaak neerkomen op criminele organisaties, óók in de zin van ons artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Organisaties die in deze gedestabiliseerde regio’s het begaan van misdrijven – lang niet alle van politieke aard – tot oogmerk hebben. Sedert de Ukraïnse presidentsverkiezingen van 2004 weet Het Westen eigenlijk niet goed meer wat in deze regio’s feitelijk gebeurt. We weten alleen dat in ieder geval in 2004 een belangrijke meerderheid van de Ukraïnse bevolking de Ukraïnse presidentsverkiezingen niet als regelmatig aanvaardde, noch naar procedure noch naar uitslag. Wat daarbij de beweeggronden waren, waarop deze weer stoelden, wie er destijds wel of niet afscheidingsmotieven bezat jegens de Russische Federatie, wie wel of niet de Ukraïnse nationaliteit regelmatig had verworven, dat weten we niet en kunnen we ook voorshands niet traceren.
We weten dat er een gewelddadige omwenteling is geschied die weer leidde tot iets wat een Oranjerevolutie werd genoemd. Die leidde tot nieuwe presidentsverkiezingen met een prowesterse uitslag. Er kwam een zekere Viktor Joesjtsjenko naar voren, maar die kreeg niet de presidentsplaats. Die kwam weer toe – waarom mag God weten – aan een man die eerder starnakel vóór de Russische Federatie bleek te zijn. In 2013.
Er waren onderhandelingen gaande met de Europese Unie, maar die zagen op een tijdelijk Handelsakkoord. Die werden nu ineens geannuleerd. Weer kwamen protesten. Tegen aansluiting of aanschurking tegen de Federatie. Een burgeroorlog brak uit. En nadat die strijd maanden lang heen en weer was gegolfd zat men ineens met Volodymyr Zelensky die in april 2019 een nieuwe ambtstermijn bleek in te gaan. Voordat hij zich kandidaat stelde voor het presidentschap was hij niet actief geweest in de politiek. Hij nam het in deze verkiezingen onder andere op tegen zittend president Petro Porosjenko, die sinds 2014 aan de macht was, en voormalig premier Joelia Tymosjenko.
Na zijn winst in de eerste ronde van de verkiezingen op 1 april 2019 werd Zelensky de favoriet voor het presidentschap. Er was geen programma voor zijn regering. Zijn positie was ook onduidelijk. De geldigheid van de verkiezingen werd betwist. Bij wie wil een Nederlandse parlementariër nu beginnen met adequate bewijsgaring, als hij zou willen aantonen dat er een redelijke verdenking bestaat dat een collega uit zijn volksvertegenwoordiging onregelmatige gelden heeft ontvangen vanwege de Russische Federatie?
Er zijn in dit opzicht al lang geen gangbare verdragsrechtelijke rechtshulpbetrekkingen meer voorhanden die die initiële waarheidsvinding kunnen dragen. Veel rechtshulpverdragen werden gesloten in het kader van de rechtshulpverdragen vanwege de Raad van Europa. Maar zijn deze nog onverkort van kracht in deze gedestabiliseerde verhoudingen? De Russen zelf zijn eigenlijk al uit de Raad gegooid, maar is dat rechtsgeldig gebeurd? En zo ja, wat waren daarvan de juridische consequenties? Wil men dat bij Putin gaan navragen of bij Zelensky?
Klaver kiest, denk ik, voor de laatste. Die lijkt zo simpa. Met zijn groene leger-T-shirt. En zijn westerse uitstraling. Zelensky sprak de stem van het lieve beertje Paddington in, in het Ukraïens. Voor een film. In de rolprent Paddington I. En Paddington II. Een jongen van het volk. En dat is wat even telt. Op dit moment. Politiek, althans. Heeft Klaver daar wel goed over nagedacht? Kanonschoten voor de boeg hebben Nederland al vaker voor de grootste moeilijkheden gezorgd internationaalrechtelijk gezien. Bijvoorbeeld toen Indonesische mariniers aan land trachtten te gaan in Nieuw-Guinea, waarover Nederland een koloniale claim bleef uitbrengen in 1960.