Deze ambtenaren en ook de beoogde coalitiepartners in een nieuwe regeringsformatie – de partij “Nieuw Sociaal Contract” (NSC) onder de min of meer bezielende leiding van Peter Omtzigt voorop – menen feitelijke grondslagen te kennen waaruit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet volgen dat Wilders en zijn PVV zich in een hypothetische coalitie tegengrondwettelijk zullen opstellen. De aangeduide ambtenaren – zie voorgaande Blogs – beduiden ons onder tranen dat zulks zelfs zo vast staat als het “Amen” in de steeds meer leeglopende Christelijke kerken.
En daarom, op basis van deze basisveronderstelling, concretiseren ze hun stellingnames over wat Wilders c.s. zullen gaan doen niet nader: die verplichting schijnt voor hen niet te bestaan. Ze draaien de bewijslast om. Wilders moet te hunnen aanzien aannemelijk maken dat hij zich niet ongrondwettig zal opstellen. Zolang hij dat niet doet en dat te hunnen gerieve, achten zij zich bevoegd en gerechtigd in staking te gaan. Omdat deze ambtenaren vooral voortkomen uit de zwaar gesubsidieerde cultuursectoren die al decennia ongecontroleerd aan dat infuus van overheidswege liggen, heeft de gemiddelde burger dus van die stakingen niet veel te vrezen.
Omtzigt maakt zich er daarentegen niet met een Jantje van Leiden vanaf. Hij citeert onophoudelijk uitlatingen van Wilders, soms ook van Dion Graus en de beoogde Tweede Kamervoorzitter Bosma waarmee zij zich in het publieke domein krachtig hebben afgezet tegen het genoemde subsidiebeleid, het discriminatieverbod ex artikel 1 van de Grondwet, het benoemingenbeleid in genoemde sector — waarvan vooral D66-ers en GroenLinksers hebben geprofiteerd — de bedrijfspolitiek van de Nederlandse Publieke Omroep en vooral de immigratiepolitiek die geen grenzen wilde stellen aan de massale influx van vooral illegalen.
Illegalen die onmiddellijk konden doordringen tot de subsidies, ondersteuningen, publieke zorginstellingen, voorliggende stoffelijke voorzieningen – zoals onderricht, voedselbanken, kledingverschaffingen, slaapplaatsen en verwarmde publieke ruimten en gebouwelijkheden – en zakgelden ter bestrijding van dagelijkse kosten van levensonderhoud, een begrip dat royaal werd en wordt uitgelegd en toegepast. Wilders c.s ontkennen niet dat zij deze uitlatingen ten beste gaven. Maar voegen eraan toe dat zij ze deden in andere tijden, omstandigheden en contexten. In het vuur van een parlementair debat, een verkiezingsstrijd, een hekeling van actueel regeringsbeleid dat het armzalig collectief publiek geheugen helaas ontzonken is. En dat dát toch bij de uitleg van die uitlatingen en de daarbij beoogde consequentie in aanmerking genomen moet worden.