Theo Linssen, veertig jaar advocaat

In februari anno 2023 was het veertig jaar geleden dat de WelEdelGestrenge Heer Th.J.H.M. Linssen toegelaten werd als advocaat en procureur bij de Rotterdamse Balie. Het begin van een grootse praktijk met onkenbare perspectieven, dat mag ik wel zeggen. Kort tevoren was hij nog prim en vrolijk verschenen op mijn denderende promotie tot doctor in de Nederlandse rechtsgeleerdheid aan het plattelandshogeschooltje te Tilburg. Ter felicitatie, wel gemeend. Een van de weinigen, mag ik gerust wel zeggen. Wat die intenties betreft dan. Want de lofdadige en evenredige betuigingen van die en innig respect suisden al in het rond zoals de drieste windflakkering de draaiing van de passaat aankondigt dat er een alles vernielende banjir aan komt.

Theo Linssen

Kort daarna stond de jonge meester mij vakkundig bij in de ontslagprocedure die de hogeschool tegen mij had geopend. En zat ik, Primair verweesd, tegenover hem in de baarkamer van kraamkliniek Carmenta aan de Heemraadssingel te Rotterdam. Zoekend naar emplooi en een woonkamer. Het kan verkeren. Ik assisteerde Theo dus wat. En zag hem optreden aan de Noordsingel in het statige gebouw van de arrondissementrechtbank, in toga, vriendelijk, welberaden, enorm persistent maar zonder provocatief het Openbaar Ministerie te tarten. Hij bereikte spoedig al heel wat, dat gaf de Rotterdamse Penoze ruiterlijk toe.

Terwijl Theo toch afstand bleef houden zonder dat zulks enige hoogmoedigheid zou kunnen verraden. Geheel op weg een volleerde Stroomkoning te worden van het roemvolle kantoor met de Vier Zonnen aan de Rotterdamse Boompjes. Lees vooral: Bordewijks Karakter, een meesterlijke roman over een jongen uit de lagere middenklasse die later deken van de balie ter stede wordt. Ik was zijn Katadreuffe, dat zegt genoeg. Zo zijn we verder opgetrokken, ieder zijns weegs, maar elkaar toch regelmatig ontmoetend in het beploegen van het oude stiel van de juridische praktizijn die geen deur voor zich gesloten weet. Theo blééf iets houden van de Gideon Piaat, die, ook op dat kantoor actief aan de Boompjes, toch nimmer die Vierde Zon zou worden. Terwijl Theo de eerste werd, boven aan de plaat van zwart marmer.

Sociabiliteit en empathie, zich verdiepen in de kansen en mogelijkheden van de cliënt zijn daarvoor onontbeerlijk. Dat is een talent dat je moeilijk kunt ontwikkelen en wat bij Theo zich steeds duidelijker articuleerde. Hij stichtte het kantoor in de Tilburgse Willem II straat dat dan ook terecht “Linssen CS” heet. Vlak bij het Tilburgse CS, Centrale Station, dat in de volksmond wegens de merkwaardige gekreukte dakbedekking ook wel “Het Kroepoek” wordt genoemd: een knisperende luchtige spijs die overal bij accompagneert, de digestie niet beïnvloedt en ook niet afleidt van het hoofdmenu. En zo is Theo’s omgang met de mensheid. Dit leidde hem tot ongedachte hoogten, waaronder ik gaarne te dezen het Voorzitterschap van de Hornese Harmonie “De Drie Horens” releveer, omdat het zo openbaart hoe Theo steeds zichzelf bleef als Limburger.

Want iedere originele bewoner van dat dierbaar oord, met het groene eikenhout en twee reebruine ogen die de Jager aankijken, weet dat iedere Limbo dát het diepst in zijn hart zou willen zijn. Voorzitter. Van wat dan ook, als het maar Limburgs geplogen is. Dan zijn er vele mogelijkheden, want de Limbo vermenigvuldigt en verenigt zich graag. Voorzitter van de plaatselijke Harmonie die ook nog een prinselijk vaandel torst en daardoor koninklijk geaffilieerd is, is dan het hoogste. Met een bewoonster van een grafelijk kasteel als eerste beschermvrouwe. Maar ja, net als bij het Pausschap is dat voor weinigen weggelegd. Velen hebben de mijter wel in het hoofd. Maar het hoofd niet in de mijter. Daar gaat het om. Het ultieme geluksmoment is er, als de mijter dan ineens uit de blauwe lucht zich neervlijt om de schedel van Gods verkorene.

Zo werd Theo Voorzitter. Ineens, witte rook. Ik zie hem nog de zaal betreden waarin hij rustig koutend op de eerste rij neder zat, te midden van de notabiliteit, die dan zulk een gezagsdrager omringt. De pastoor kwam de opwachting maken. Maar ook de wethouder en, vergeet niet, ter rechter en linkerzijde, de Graaf en Gravin van het kasteel Horne. Milde conversatie, Theo lichtend van luister in het welgesneden donkere pak, aandachtig het hoofd naar ieder wendend die even op audiëntie kwam. En toch bescheiden, bij de pauze steeds gaand van groep tot groep, zijn snakerijen slijtend zodat het vriendelijk kon voortgaan, haat en jokkernij vakkundig mijdend. Veertig jaar ervaring kunnen een mens opstuwen.