Twee geplande afscheidsbijeenkomsten

Twee afscheidsceremonies heb ik kunnen beramen op logistiek niveau. Een in 1999, toen ik de overbrenging van de drie Lockerbie-verdachten naar Nederland had kunnen organiseren. U weet wel die terroristen, die boven het Schotse stadje Lockerbie een verkeerstoestel van een USA-lijn uit de lucht hadden doen  exploderen. Peter Idema, een ex-marinier, nam de logistiek van die organisatie voor zijn rekening en ik het strafvorderlijke, rechtshulprechtelijke en het volkenrechtelijke. Pieter de Gooijer, destijds directeur-generaal Politieke Zaken deed de affaires af die te maken hadden met de rechtspositie van Nederland als deelnemer aan het interstatelijk publiek rechtsverkeer. We moesten natuurlijk alle drie enorm improviseren. Want dit was nog niet eerder vertoond.

Ik had veel waardering voor de deskundigheid van mijn twee partners, als ik zo onbescheiden mag zijn ze zo aan te duiden. Ik ervoer loyaliteit op gelijk wederkerig niveau. Peter koester ik vooral als de onverstoorbare practicus en ritselaar. Daaraan nam hij, blozend, toch lichtelijk aanstoot. Dat ritselen, dat vond hij geen juiste benaming voor zijn activiteiten. Dat duidde hij mij euvel. En dat stak hij, zonder er een probleem van te maken, niet echt onder stoelen of banken. We bleven samen solidiair omdat zowel Peter als ik steeds meer last kregen van de directeur-wetgeving ten departemente die vond dat hij ten onrechte overal buiten gehouden werd. Ik verwees hem naar zijn intieme en hartelijke boezemvriend Harry Borghouts, destijds secretaris-generaal van Justitie.

Die had Peter en mij bevolen onvoorwaardelijk alle werkzaamheden te classificeren als staatsgeheim. Wij hadden ervaren dat die directeur aan dat begrip een hermeneutische bandbreedte gaf, die ook wel zou toestaan dat men alle feitelijkheden die wij voorbereidden naar tijd, plaats en technische arrangementen zou vermelden in kapitale drukletters op de slepen van reclamevliegtuigjes boven Den Haag als in deze bekoorlijke residentie weer eens een klaterend Oranjefeest te beste werd gegeven. Sfeervol. Die vliegtuigjes. Die slepen. Maar niet echt confidentieel naar strekking wat betreft de aldus beprinte boodschappen. De directeur had daar een opmerkelijke visie op, wanneer hij ergens stond te borrelen, ondertussen zich krachtig bedienende van de rijkscorona’s, bittergarnituren en koude schotels, flink aan omstanders etalerend hoe belangrijk dat hij eigenlijk wel was en altijd ook wel zou zijn. Dat laatste klopt.

Hij heeft dit voorjaar het officierskruis in de Orde van Oranje Nassau gekregen. Ik zie hem op De Witte er mee rondstappen. Hij laat het versiersel aan iedereen zien. Daar is het ook voor, laten we nu wel wezen. Maar goed, toen de drie verdachten uit Tripoli, ik kom weer even op dat overbrengingsincident terug in 1999, waren uitgeleverd aan een Schots Strafhof zetelend in Kamp van Zeist om daar terzake van de Lockerbiebombings terecht te staan, deelde de directeur mij mede dat ik niet in zijn plaatje paste. Hij was eigenlijk een Röell. Die directeur, dan. Ik moest daarom weg. Bij zijn directie. Ik begreep het ten volle al kon ik het niet onmiddellijk billijken en aanvaarden. Ook Peter werd het bos ingestuurd. Daarom, op een troosteloze grijze winderige zondag in november 1999, ben ik mijn kamer gaan ontruimen.

Veel dozen, veel pampier toch nog. Geen herinneringen. De portiers hielpen mij. De tweede afscheidsbijeenkomst was in 2018 op het Parket-Generaal. Maar toen had mijn leidinggevende eerst, dat moet ik toegeven, eerlijk is eerlijk, mijn sleutels ingepikt, de rijkspas geïnvalideerd en de WIFI uitgeschakeld terwijl de laptop vanwege het Openbaar Ministerie het evenmin meer deed. Het is dat het bewakertje André Mansvelt zo goed was mij met zijn lopers toch nog terzijde te staan, want ik had een grote glazen bol met een sneeuwlandschap op mijn bureau staan. Met daarop Zalig Kersfeest in goudglitter. Dat wilde ik toch het pand uitwaarts kunnen torsen. Ik vind die dingen mooi. Vrouwen vinden het bij mij thuis een echte Belgische ballentent. Dat vind ik nu mooi, en het rare is, dat ik dat ook van mooie muziek vind. Niet van lelijke muziek, daar ben ik een rare in. Ik kom op deze twee afscheidsparties natuurlijk hierna uitvoerig terug. Ze zijn mij dierbaar. En duur verworven.