Unie Defensiegemeenschap?

Nadat de Korea-oorlog in juni 1950 begonnen was, eiste Amerika militaire steun van Europa. Frankrijk, dat vanaf juli te maken kreeg met een opstand in Frans-Indochina (Vietnam, Laos, Cambodja) zegde dit pas na lang onderhandelen toe, in ruil voor Amerikaanse steun in Indochina. België stelde steun zo lang mogelijk uit. Het liet zich voor uranium uit Congo tegelijkertijd wel goed betalen door Amerikanen en Britten.

Vanwege de Korea-oorlog wilden de Amerikanen West-Duitsland herbewapenen. Jean Monnet, bedenker van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), zag hierin gelegenheid voor verdere integratie. Als een Europese Defensiegemeenschap (EDG) opgericht zou worden, waarin ook de Duitse troepen ondergeschikt waren aan een supranationale commandostructuur, zou aan zowel de Amerikaanse verlangens als de Europese angsten tegemoet worden gekomen. Monnet benaderde zijn voormalige medewerker, René Pleven, die inmiddels premier van Frankrijk was geworden. En zo ontstond het Pleven-plan.

Andere Europese landen waren minder enthousiast. Vooral de Benelux-landen vreesden binnen de EDG overheerst te worden door de grote landen. België stribbelde zo lang tegen, dat president Eisenhower voorjaar 1953 dreigde de Amerikaanse en Britse troepen uit dat land terug te trekken. Ironisch genoeg verdween datzelfde jaar de grond voor de EDG. De Korea-oorlog werd beëindigd en Jozef Stalin overleed. In 1954 kreeg Frankrijk verder een nieuwe premier, George Mendès France, die voor noch tegen de EDG was. In tegenstelling tot Monnet en Pleven was hij tegen supranationalisme. Nadat hij in juli de oorlog in Indochina beëindigd had – de Franse troepen zouden zich terugtrekken –, had hij geen reden om de EDG door te zetten.

Eind augustus liet hij het Franse parlement erover stemmen. Dat zag er niets in. Het achtte dat in strijd met de Franse Glorie. Een te grote overdracht van de gekoesterde soevereiniteit. Het zou immers niet echt de leiding krijgen over deze EDG. Het zou geen strategische reserve blijken ten behoeve van Parijs dat alweer grote moeilijkheden duchtte in Algerije. Groot-Brittannië trok hierna het initiatief naar zich toe. Het was buiten de EDG gebleven, omdat het de zeggenschap over het leger niet wilde afgeven aan een supranationaal orgaan. Eind september werd een conferentie gehouden in Londen. De Britten stelden voor om West-Duitsland lid te maken van de NAVO en om het deel te maken van het Verdrag van Brussel. Dat laatste zou omgezet worden in een defensie-unie zonder supranationaal orgaan. Adenauer en Mendès France gingen akkoord. De Amerikaanse buitenlandminister John Foster Dulles stemde enkel in omdat de EDG van de baan was. In oktober tekenden de vijf ‘Brussel-landen’, West-Duitsland en Italië vervolgens de zogeheten Akkoorden van Parijs, waarmee de West-Europese Unie opgericht werd. Dit militaire samenwerkingsverband heeft verder geen rol van betekenis gespeeld. In 2011 werd het opgeheven, de overgebleven taken werden overgedragen aan de Europese Unie. De NAVO daarentegen bestaat nog altijd.

Ursula zet inmiddels onverdroten haar koers voort: de EU moet, gecamoufleerd, een defensiegemeenschap worden en dat kan best binnen het denkkader en de terminologie van de Grondwet van Lissabon-2008 en de daarin voorziene “operatieve artikelen”. Dat zijn de verdragsvoorzieningen waarin expressis verbis aan de rechtspersoon Europese Unie bevoegdheden worden toegedeeld, overgedragen of overgelaten. In dit opzicht blijft Ursula uitgaan van de verdragsinterpretatie op basis van de Angelsaksische implied power-doctrine.

Die komt erop neer dat een rechtspersoon of een orgaan daarvan de bevoegdheden moet kunnen uitoefenen die kennelijk verbonden zijn aan de aan de rechtspersoon opgedragen taakstellingen of doeleinden.

In dit geval: de externe zelfstandigheid van de territoriale rechtsorganisatie borgen tegen iedere vorm van agressie in militaire zin. De redenering is dan: goed, het stáát wel nergens, maar de verdragssluiters moeten deze bevoegdheid toch hebben toegedacht aan de organisatie die ze oprichtten want daarzonder kan ze haar zorgplichten en doeleinden niet realiseren. Dus moet de Unie zondermeer een militaire macht kunnen ontwikkelen met de bijbehorende strategie. Het kan zijn, dat Ursula dat er uiteindelijk ingewreven krijgt. Het zou volledig in strijd zijn met de rechtshistorische wording van de Unie. Steeds is aangenomen dat de EEG – de voorgangster van de Unie – los staan zou van de EDG. Dat dat twee verschillende organisaties waren. Dus kan de Unie geen militaire associatie vormen zonder wijziging van het Verdrag van Lissabon. Maar je weet het nooit. Niet in deze tijden van de ene geopolitieke verschuiving na de andere. Aan Ursula zal het niet liggen.