Sicco ging steeds meer in de Europese integratie zien. Een Westeuropese gemeenschappelijke rechtsruimte waarin de burger van de gemeenschap van staten de vier grondrechten zou kunnen uitoefenen die hem bij Europese waarborg zouden worden gegarandeerd in een direct inroepbaar juridisch instrument: de Europese Akte. Het vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal. Daarbij zou hij zich van de onderlinge nationale binnengrenzen niets hoeven aan te trekken. Hij zou zich dus vrij mogen vestigen in die ruimte ter uitoefening van beroep of nijverheid en daarbij zou hij gevrijwaard worden van concurrentievervalsing door de nationale overheden via protectionistische regelgeving. Dus de in- en exporttarieven bij dat interne Europese handelsverkeer waar Sicco zich als minister in Nederlandse kabinetten zo sterk had gemaakt zouden moeten vervallen en ook de inklaringsformaliteiten.
Dat betekende wederom immense schaalvergroting voor de agrarische producten die de Nederlandse boer inmiddels – we schrijven nu 1965 – massaal had kunnen voortbrengen door superspecialisatie, die de rijksoverheid hem had opgesolferd mede door intense hervorming van het agrarisch onderwijs. Die vergrote afzet moest gestimuleerd worden op Europees niveau. Daarom werden diverse subsidies aan deze boer in het vooruitzicht gesteld door Brussel, zulks op voordracht van en tussenkomst door Den Haag. De visserijsector werd gelijke ontwikkeling voorgehouden en ook deze reageerde gunstig en voortvarend. Het door Sicco in gang gebrachte vliegwiel ging steeds sneller draaien. Dat was ook de bedoeling geweest. Er kwamen dus steeds meer vruchten uit deze twee sectoren – landbouw en visserij – op de gemeenschappelijke markt, zulks in unieke diversiteit en kwaliteit. Brussel nam het draaien aan dat vliegwielmechanisme over en aangezien deze Europese hoofdstad alles groter placht te doen was dus het einde niet in zicht. Niet voor de deelhebbers aan deze draaiende carrousel.
Maar wél voor Sicco. Hij kwam er achter dat de stoffelijke voorraden waarover deze planeet – de aarde, zeg ik er voorzichtigheidshalve maar bij – beschikte eigenlijk eindig was. Er was veel. Maar het kon op. En als er veel van verbruikt werd in buitengewoon korte termijn ging dat eigenlijk erg snel. Veel te snel. Hij keek er van op. Het overviel hem eigenlijk, dat inzicht. Zeker toen hij commissaris was bij dat interstatelijk Europese lichaam dat destijds nog de Europese Economische Gemeenschap heette. Zo, zwevend boven de elkaar beconcurrerende naties, nam hij waar dat de West-Europeanen eigenlijk bezig waren deze planeet zeg maar uit te wonen. Dat moesten ze nu toch eigenlijk niet doen. Hij gaf ook wel aan dat de oliecrisis hem definitief de ogen had geopend. Niet die van 1973 toen de oliesjeiks in het Midden-Oosten de oliekranen hadden dicht gedraaid om de USA en ook Nederland – bien étonnées de se trouver ensemble – min of meer te boycotten en te beroven van dit elixer voor hun nationale economie. In 1956 had dit inzicht zich al aan Sicco opgedaan, toen het Suez-kanaal was afgesloten door Egypte voor de olietankers die zouden gaan havenen en lossen in Het Westen. Dat had al een oliecrisis in Nederland en West-Europa berokkend. Maar het inzicht was blijven knagen, ook toen de sluizen in dat kanaal weer gewoon werkten voor de westelijke doorvaart. In 1973 waren Syrië en Egypte Israël aangevallen. Zulks ter terugverovering van de Golanhoogten en de Sinaï. En toen hadden de Arabische staten en Iran ook besloten tot een technische olieboycott. Door aanmerkelijke prijsverhoging per vat ruwe olie.
Dat was, overwoog Sicco meer in het algemeen, nu toch wel iets wat zou kunnen gebeuren met betrekking tot alle vitale grondstoffen voor het handelsverkeer. Waaronder de vruchtbare aardlagen waarop het goed landbouwen zou kunnen zijn. Hij kwam nog tot een ander verpletterend inzicht. Varkens poepen. In poep zit fosfaat. Soms meer. Soms minder. Maar als veel varkens veel poepen stoten ze veel fosfaat uit. Het schijnt onvermijdelijk. Veel fosfaat is niet goed voor landbouwgrond. Varkens poepen op die grond. Er is niets aan te doen. Als veel varkens veel op landbouwgrond poepen komt er veel fosfaat in die grond. Heel veel, als er ook heel veel varkens zijn. Industriële schaalvergroting in het opfokken van varkens resulteert als het ware in veel varkens.
En deze varkens poepen dan heel veel. Met als gevolg dat er heel veel fosfaat in de grond komt. Dat fosfaat zakt naar beneden. En het komt dan uiteindelijk in het grondwater. Dat doen alle stoffen die vanaf de aardoppervlakte op de gronden daaronder worden losgelaten. Het is eigenaardig. Maar het is echt zo. Het grondwater krijgt die stoffen steeds te verwerken. Dat grondwater dat in Nederland, typisch is dat, onderhevig is aan eb en vloed. Dat komt eigenlijk omdat Nederland vaak onder de zeespiegel ligt. De fosfaat verplaatst zich dus ondergronds over het hele land, of je het wilt of niet. En dat is niet zo goed voor datgene wat intellectuelen de integriteit van de ecologie noemen. Die komt dan in de knel, als het ware. Het was een heel denkwerk. Maar Sicco kon dat opbrengen. Hij had immers landbouwonderwijs gehad.