Verlammende verhoudingen

In het kabinet-Cort waren twee kampen. Er was er één dat hoopte dat Groot-Brittannië zou winnen. De leden daarvan zaten in Amsterdam of waren daar neringdoende. Amsterdam heeft traditioneel altijd zakengedaan via Londen. Ook als het ging om de negotie op de Oostzee. Ze richtten hun politiek dus voorzoveel mogelijk naar Whitehall. Dat wilde uiteraard dat Amsterdam niets meer doorvoerde naar Duitsland. Het andere kamp had belangen in Rotterdam vooral nadat op Feijenoord de enorme overslaghavens waren gegraven tussen 1870 en 1890 ingericht voor de Rijnvaart en haar aken.

Daar lagen ook de enorme stoomsleepraderboten naar Bazel en daar was ook een groot entrepotkantoor voor de Rijnvaart. Daar werden ook goederentreinen gerangeerd om langs de Rijn verder Centraal-Europa te bedienen. De rederij Kröller-Müller had daar enorme belangen bij. Rotterdam was daarom pro-Duits. Vlissingen telde tijdelijk niet mee omdat Nederland de Westerschelde had geblokkeerd, opdat oorlogsschepen van de geallieerden niet Antwerpen konden gaan gebruiken als oorlogshaven. Verder wilde Rotterdam zoveel mogelijk de beurtvaart op Nederlandsch-Indië onderhouden.

Het bediende heel Centraal-Europa met tropische producten en Indonesische delfstoffen die geweldige prijzen maakten. De Tweede Kamer had andere kampen. Die had ook geen idee wat de neutraliteitspolitiek te dezen met zich bracht. De protestanten zagen in deze tijd Duitsland vooral als Lutherse mogendheid. Geloofsverbondenen. Die kwam je als het benard werd te hulp. Verder was er nog het feit dat de Britten de stamverwante Zuid-Afrikaanse Boeren, óók protestants, hadden proberen te onderwerpen in de langdurige en wrede Boerenoorlogen tussen 1895-1902.

Liberalen hadden daarentegen meer op met de Angelsaksen wegens hun beginsel van universele vrijhandel, terwijl Rotterdam als haven daarentegen geen problemen had als de Duitse Hochseeflotte Soerabaja zou gaan bezigen als centrale uitvalsbasis. De Britten hadden, dat was bekend, smoel op de Indonesische Archipel en waren niet te beroerd om die, mocht Nederland voor Duitsland partij kiezen, alsnog te annexeren. Dat konden de grote grutters zoals Van Nelle, Droste en De Gruyter weer niet hebben.

Die bestonden van de specerijen, de koffie en de thee van Java. Kortom: het kabinet zag de wereld geopolitiek heel anders dan de Kamer. En daarom was het maar goed dat het niet steunde op partij-afspraken in de volksvertegenwoordiging. Cort zelf was pro-Duits. Hij had belangen in Germaanse ondernemingen. Maar de rest van het kabinet was nogal verdeeld. Het kon, omdat het voornamelijk buiten de volksvertegenwoordiging opereerde, dat verheimelijken. Zo kwam Nederland toch verrijkt en ongeschonden door de Eerste Wereldoorlog. Een tweede keer zou dat niet lukken. Het kwam vooral doordat Cort en Loudon de Tweede Kamer meestal passeerden. Dat kwam niet door de militaire weerbaarheid van ons pestlegertje.  Al dachten velen van wel. Cort en Loudon waren wijzer. Hun opvolgers bepaald niet. Colijn tastte in het blinde naar de mazzel. Dus hier heb je een voorbeeld van een echt succesvol extraparlementair kabinet. Daarna is er nooit meer zoiets geweest.