Cort en het parlement

Het is interessant om dat kabinet-Cort goed door te lichten op zijn verhouding tot de volksvertegenwoordiging, omdat Cort als leider van een extraparlementair kabinet zijn steun zocht en ook vond bij het “volk achter de kiezers”. Dat kon toen, in 1913-1918 nog heel goed constitutioneel in zóverre gerechtvaardigd worden, omdat er geen algemeen direct kiesrecht was ten behoeve van de samenstelling van het personeel in de Tweede Kamer. Mannen van Nederlandse herkomst – geboren hier te lande uit Nederlandse ouders – hadden bij uitzondering het actieve kiesrecht. Dat laatste wil zeggen dat ze Kamerleden mochten en moesten kiezen.

Er was censuskiesrecht als uitgangspunt. De drempel was gelegen in een aanslag in de directe nationale belastingen. Dat was een principe. Om het actief staatsburgerschap te mogen uitoefenen, had ook Thorbecke steeds gezegd, moest je als het ware wél bewijsbaar contributie hebben bijgedragen aan de territoriale rechtsorganisatie van de staat der Nederlanden in Europa. Daar hing dan ook mede samen dat Thorbecke de grondwet alleen geldig en verbindend achtte – handhaafbaar tegenover die overheid – ten behoeve van rechtmatig hier te lande verblijvende vreemdelingen. Dat achtte hij zo vanzelfsprekend dat hij het niet noodzakelijk achtte om dat apart in een operatief begripsbepalend artikel op te nemen in die grondwet of de preambule daarop.

De inleidende rechtsoverwegingen, de considerans van die grondwet. Thorbecke vond ook dat de census hoog moest zijn. Hij had te maken met een kiezersvolk dat de drie procent van de geregistreerde burgerbevolking nauwelijks haalde. Hij erkende wel dat naast die census ook andere criteria aanvaardbaar waren. Zo vond hij dat een academisch gepromoveerde best deze burgerschapsrechten mocht uitoefenen. Dat geeft aan dat Thorbecke niet scheutig was met deze burgerschapsrechten. Het stelsel werd later wel uitgebreider en soepeler tot en met de grondwetswijziging van 1887. Maar er was dus echt wel een groot volk áchter de kiezers.

Ook dat had Cort best in de gaten. Hij placht samen met de beleidsbepalende ministers – vooral Treub – op dat volksdeel een beroep te doen, zeker als hij iets wilde gaan ondernemen waar Amsterdam de pest aan had. Dat deel was niet gek op de enorme influx van vluchtelingen van alle kanten na oktober 1914. De reden is duidelijk: er was een blokkade van de Britten, het primaire volksvoedsel werd steeds duurder en de woningnood steeds groter. Volkshuisvesting die beantwoordde aan de hogere normen van de in 1902 ingevoerde Volkshuisvestingswet werd steeds schaarser. Die wet verbood de bedompte dubbel geschaarde alkoofwoningen die de huisjesmelkers en masse hadden opgetrokken overal waar grote industrie zich dóórontwikkelde. De woningen zonder aparte rioleringen. De woningen met een veel te groot gemeenschappelijk trappenhuis, levensgevaarlijk bij brand. De beter gesitueerden hadden aan huisvestingsproblemen maling: zij hadden alles prima voor zichzelf geregeld. Ze hadden vrijwel geen problemen met de voedseldistributie van primaire voedingswaren. Maar het volk achter de kiezers wél, en dat alles werd steeds erger.

Naarmate de Britten het bonter maakten met hun blokkades van de Noordzee en Duitsland steeds meer granen en varkensvlees eiste, met de bijbehorende zuivel, oliën en vetten. Met een beroep op de vrije doorvaart geborgd bij de Herziene Rijnvaartacte van Mannheim van 1861 dat vooral Pruisen recht gaf op ongehinderde Rijnopvaart tot aan Bazel. Dat volk achter de kiezers vervloekte de gemeentebesturen uit de grensstreken die steeds meer vluchtelingen, waaronder ook veel deserteurs en criminelen zaten gewoonweg toegang verschaften – maar geen toelating – tot gemeentelijke kampementen. In het zuiden was het vooral de katholieke clerus die dat ook nog eens religieus begunstigde want er waren zoveel katholieken bij.

Een soort omvolking dreigde. Een natuurverschijnsel. Onbedwingbaar door menselijke interventie. Zo stelden de notabelen het voor. Zij hadden er immers geen last van. En ze kregen goedkope arbeiders.  Straks waren de katholieken feitelijk nog in de meerderheid, schrokken protestanten, liberalen en socialisten. Vooral ná de val van Antwerpen op 7 oktober 1914. En wat dan? Vandaar dat Cort drastisch ingreep. Zonder de Kamer daarover te informeren. Hij voerde stomweg een vluchtelingenstop in. En concentreerde de vluchtelingen massaal in kampementen met prikkeldraad boven de Grote Rivieren. En minder royale voorzieningen nopens ligging, bewassing en menage.  Dat schrok af. Na oktober wierp dat vrucht af. De vluchtelingen gingen toch maar terug naar huis.