Vijandelijke overheid

Er is iets als een “tijdgeest”. Die als het ware de sferen bezwangert waarin wij ons dagelijks leven dóórbrengen. In de zestiger jaren van de vorige eeuw wordt dat steeds het structuurloos en ook wel bodemloos optimisme wat de rangen van de westerse mensheid doortrok. Alles was maakbaar, het zou steeds beter worden, niet was onmogelijk, de mens was bezig zich op eigen kracht te ontvoogden. Die geest in onze dagen is dat de overheid onze vijand is geworden. Een vijand met listen en lagen, die ons desinformeert in de schijn het beste met ons – als onderdanen of staatsburger – voor te hebben.

Alles wat de overheid van ons wil is voor ons eigen bestwil, want anders – immers – zou die overheid het niet willen en niet vragen. Wie daarop ingaat en meewerkt komt bedrogen uit, onvoorwaardelijk, en blijkt bijgedragen te hebben aan een wedstrijdspel dat hij nimmer overzag, waarvan de regels hem onthouden waren en met onveranderlijk perverte uitkomsten. De rijksoverheid, samenhokkend in Den Haag, is een mikpunt van deze geest, die over alle belastingbetalers vaardig is geworden.

En die geest, uit de fles, valt niet meer terug te proppen in de hals, niettegenstaande alle bezweringen van de topambtenaren dat ze zo enorm loyaal zijn aan onze democratie. Het interview dat Schoof, de secretaris-generaal van Justitie, aan De Groene Amsterdammer gaf – zie overige Blog – is daar symptomatisch voor. Het staat bol van de verzekeringen dat de hogere ambtenarij – tussen schaal twaalf en schaal zestien – géén eigen heimelijke agenda heeft en dat ze dus heus wel zal doen wat een centrumrechtskabinet aan gewenst nieuw beleid zal uitstippelen, vooral op het gebied van de migratie.

Schoof kwalificeert de ambtelijke opstelling als “onwijs loyaal” in dit opzicht. Want ook hij voelt de bui hangen. De banjir van verwijten dat de ambtenarij precies blijft doen dat wat in haar bureaucratische kraam te pas komt. En dat is géén centrumrechts bestuur, dat nu eindelijk eens orde op de vooral demografische zaken zal stellen. De ambtenarij heeft een enorm apparaat opgebouwd ter opvang van de immigratiegolven die steeds meer wellen. Met nieuwe rangen, schalen en specialisaties van manager achtige aard naar modellen, schema’s, doorstroomorganogrammen en capaciteitscontroleurs die de influx begripvol in influxkaders bedden.

Dat apparaat moet intact blijven. Geen verandering, zeker niet in doelstelling. Het moet blijven bij het rondpompen van beleidsnota’s met targets die toch onuitvoerbaar blijken – zo zijn ze ook gedefinieerd. Het IND – de Immigratie- en Nationalisatiedienst is er de incarnatie van. Die is ook “onwijs”.  En tevens loyaal. Dus “onwijs loyaal” zoals haar Secretaris-generaal per circulaire voorschrijft. Die loyale onwijsheid, daar hebben Nederlanders nu wel genoeg van. Die bezitten ze zelf al.