Mijn vrouw is heel loyaal

In 1990 kregen wij bij de Stafdeling Wetgeving Publiekrecht van het ministerie van Justitie een raadsheer gedetacheerd van het Hof te Den Haag. Hij kwam, als bolleboos in de strafvordering, onze gelederen versterken met het oog op de herijking van het Wetboek van Strafvordering. Dat was niet meer aan de maat gelet op de fundamentele waarborgnormen die het Europees Mensenrechtenverdragen aan de vervolgde, de beklaagde of de verdachte garandeerde met direct werkende verbindbaarheid in de zin van de Nederlandse Grondwet.

Aldus de academische wereld destijds, daarbij uiteraard flink geassisteerd door de strafadvocatuur die zich steeds meer als proceskritisch begon te profileren, met alle gevolgen van dien voor het officiële systeem van de rechtspleging in eerste aanleg. En, zoals ik al eerder aangaf, die waarborgen werden ook nog eens uitgelegd op Angelsaksische wijze, waarbij eigenlijk bij iedere waarheidsvindingshandeling, óók in het vooronderzoek, een rechtsgeleerd raadsman naar eigen keuze de vervolgde zou moeten bijstaan. Kassa dus, voor de advocatuur.

En overbelastingen bij de vleet voor de kabinetten van de rechters-commissaris. Met enorme consequenties voor ’s rijks schatkist omdat welhaast iedere vervolgde gratis toevoeging aanvroeg van een raadsman, want zelf had hij geen centen. Uiteraard. Deze raadsheer bleek ongemakkelijk. Want zelf kon hij geen enkele tegenspraak verdragen van collegae op de Afdeling. En natuurlijk sprak ik hem vaak tegen. Dan moesten we daarna de heibel die losbrak afdrinken in de Stella Taverne op het Plein, met een flankerende schotel bitterballen en vlammetjes die de schuldige – dat was ik natuurlijk – moest aanbieden ter schulddelging.

De raadsheer liet zich het ondergistend bier in grote bokalen goed smaken. Hij raakte in staat van voortgezette alcoholische contemplatie, keek mij boerend aan, werd vertrouwelijk en deelde mij buiten de vergaderorde meermalen mede, vanuit het niets, dat zijn vrouw “verrekte loyaal” was jegens hem. Gevolgd door een flinke boer, waar iedereen in de lokaliteit stil van werd. Even. Deze raadsheer had dus niet zo’n best huwelijk. Want anders had hij deze kreet immers niet geslaakt. Vergissen was niet mogelijk, zij het blijvend menselijk, want hij begon soms zijn stelling toe te lichten.

Zo wedervoer ik dus Schoofs herhaalde verzekering in boven aangeduid interview dat zijn ambtenaren – zijn mensen, herhaalde Schoof – “onwijs loyaal” waren aan “de politiek”. Dat zijn die ambtenaren dus niet. Want het vanzelfsprekende behoeft geen uitdrukking. Daarom hebben de Angelsaksen zo’n hekel aan wetgeving. Die vrouw, inmiddels, bleek ook een gereformeerd stootblok. Om disloyaal van te worden. Dus Wilders mag wel uitkijken.