Natuurlijk was vader direct aan het opstomen tot de positie van een vooraanstaande Strijpenaar, al had hij dan, dat wist ook iedereen, ruzie met pastoor De Beer. Achteraf zeg ik: een hele prestatie. Want hij wist heel goed aan welke kant zijn boterham gesmeerd was. Hij verplichtte zijn kinderen naar de kerk te gaan in de Koenraadparochie. Die werd aangestuurd door de paters Capucijnen die ook veel scholen dreven. Met pater rector van het klooster was vader dus dik bevriend. Maar óók met pater Leopold Verhagen van het Augustijnerklooster “Mariënhage”. Die had veel te vertellen in het verenigingsleven van de roomsen, zijnde beroemd dagsluiter bij de Rooms Katholieke Radio-Omroep, de KRO. Deze pater had een prachtige witte haardos en een diepe, diepe blik, die goed overkwam op de verrekijk. En hij lardeerde zijn uitleg van de Goede Boodschap met de meest onverwachte trouvailles, voorwerpen en dieren.
Witte muizen haalde hij plots uit de omslag van zijn schilderachtige habijt om aan te tonen hoe ingenieus en perfect áf Gods schepping in elkaar zat. Hij liet zo’n wit muisje ronddraven in het beeld en zette er dan een horterig optrekkend mechanisch speelgoed muisje made in Taiwan naast. Dat bortelde wat nukkig rond en viel dan stil, want de pater had het niet goed opgewonden. Het functioneerde niet, zo lichtte de pater toe, want het was door mensenhanden gemaakt. Deze geestelijken konden vader helpen aan de juiste connecties bij het sluiten van collectieve schoolongevallen- en uitvaartverzekeringen. En dat was hem menige mis waard. Zo werd hij moeiteloos lid van het parochiebestuur van de mega-parochie Strijp met al haar immense kerkelijke opstallen die hij tegen van alles en nog wat verzekerde. Hij werd, ook al kon hij slechts moeizaam spellen, hoofdredacteur van het parochieblad “Samen Een”.
Dat had destijds een enorme oplage. Hij distribueerde het periodiek over de duizenden gelovigen van de wijk en legde zo weer lucratieve contacten. Daar kon moeder niet tegen op. Ook al bedoelde ze het erg goed. Ze zat ook vast in de kerkelijke dogmatiek van die tijd. De sacramentenleer, de erfzonde, de wilsvrijheid, ze had er steeds ingewikkelde problemen mee. Waartoe was ze op aarde? En nog bezwarender: waartoe was ze in Strijp bij Eindhoven? Daar kwam ze niet best aan uit. Ze stond daarin niet alleen. Er waren veel tobberige vrouwen die in deze preconciliaire kerk – vóór de grote kerkvergadering, bekend als Vaticanum II – zich niet echt begrepen voelden. Ze zaten in moeizame praatgroepen, zoals de Ecclesia-groep en de Contact-groep. Daar trad men elkaar welmenend en begripsvol toe. Er zaten ook nonnen bij, die zich bezig hielden met katholiek maatschappelijk hulpbetoon. Die hadden a-socialen tot hun zorg. En minderbedeelden. Die toch door de kerk omvaamd werden door moederlijke zorg, maar ondertussen bleven zuipen, gokken en stelen. Daar moesten vrouwen van barmhartigheid iets aan doen. Moeder dus óók. Maar die kon eigenlijk haar eigen huishouden niet op orde krijgen. Toch deelde ook zij in de verantwoording voor een betere samenleving, zei de sociaal voelende fransiscaner pater die een kersenhouten pijp rookte en empathisch de groep aanvoelde. Iedereen moest bekommernis hebben om zijn naaste, bijvoorbeeld.
Dat vond vader, die helaas te vroeg thuis kwam, óók. De groep was er nog steeds, dus op de bank gaan liggen was er nog niet bij. Hij zelf, zo maakte vader duidelijk, bekommerde zich erg om zijn naaste en hij had deswege laatst nog twee maanvissen geruild met twee zebravissen van pater Leopold die om mariene diversificatie verlegen zat in zijn gigantische aquarium in de gang op de eerste verdieping van de professorenvleugel van klooster “Mariënhage”. De avifauna was daar nu weer in evenwicht, aquariumtechnisch gezien, terwijl de nieuwe koolfilter die tegen een vriendenprijs de watermassa zuiverend gaande hield wonderen deed. Daar had de fransiscaan niet van terug en mevrouw Van Stokkum evenmin. De eerste wees het glas illegale calvados die vader aanbood geschokt af – het was midden in de vastentijd, mijnheer Strijards – zodat vader kon besluiten, enigszins snaaks, dat er zodoende des te meer voor hem overbleef. Wie voor zijn lichaam zorgt, pater, zorgt niet voor rotte peren. En werkte hij aldus niet mee aan de voltooiing van Gods schepping? Daarop bleef de Godsman het antwoord schuldig.