Mijn moeder had geen idee wat er allemaal bij kwam kijken om zulk een plechtigheid te doen plaatsvinden. Ik evenmin. Maar het was wel duidelijk dat het in de papieren ging lopen. Verder hield ik moeder overal buiten: ze was echt aan het eind van haar Latijn. Ze had op mijn levensgang toch al aanmerkelijke invloed gehad, meer dan een mens zou mogen toelaten. In de schemeringen naar haar aanstaande overgang naar een nieuwe werkelijkheid had zij mij geraden nu eindelijk eens werk te maken van een net meisje. Ze had mij in parochieel verband er enkele aangewezen. Maar ik werd er niet hitsig van: de met groene zeep duchtig gewassen trutten die zij mij doelgericht aanprees waren keurig, kreuk vast en niet uit het lood te slaan. Niet dát op te zeggen. Maar ik ervoer dat ik dat tevens een doorslaggevend bezwaar van deze selectie vond. Er zat weinig erotisch perspectief aan deze dametjes.
Niet, dat ik dààr nu zelf proefondervindelijk enige ervaring mee had. Want de meisjes die ik van nabij had kunnen gadeslaan op het gymnasium waren doorregen van saaiheid. Ook op de retraites die ons opgesolferd werden door de moderator om tot de juiste levensbevinding te komen als toekomstige leden van een notabiliteit waar ik mij, dat wist ik absoluut zeker, nooit bij thuis zou kunnen vinden. Dat was mij terdege gebleken op de zorgvuldig geplande studiereis naar Trier, een van de grotere grenssteden van het destijds zo expanderende Romeinse Rijk. Ik zag het aan kleding en bagage van mijn reisgenoten. Zij hadden allemaal de keurige bijpassende bagagemodules van varkensleder en de juiste rugzakjes met trenchcoats. En voorts de juiste nachtkledij, verschoningsmiddelen on onderklederen. Daaraan ontbrak nogal veel bij mij.
Later, in het universitaire circuit, was het van hetzelfde laken een pak. Ook als wetenschappelijk medewerker had ik niet de juiste trendy kleding, laat staan dat ik mij van het adequate jargon bediende. Ik kon onder leiding van de vrouw van de medewerker die op dat moment vakgroepssecretaris was nog juist op tijd de passende kostuums kopen aan De Heuvel in Tilburg. Ik zag er nu wat gepokter uit, iets te welldressed overigens, maar was nog steeds niet one of the boys. Onhandig, dat is het woord. En te opvallend goed gekleed. Lord Wanhoop in de bocht. Niet de nonchalante lompen waarin een universitair docent behoorde rond te lopen. Die waren ook te duur. Wel had mijn moeder via de dorpse tamtam middelerwijl vernomen dat een keurig meisje dat haar uitzet al bijeen had en met ringen en al verloofd was geraakt door haar toekomstige smadelijk in de steek was gelaten. Zomaar, ineens. Zij ried mij na een zekere incubatietijd daarvan werk te gaan maken, want de betrokkene genoot oppassende faam en zag er toch attractief uit.
Maar dan moest ik niet zo houterig optreden als ik placht te doen. En eigenlijk al mijn kletspraat voor mij houden. Ze gaf specieus op wat ik in dat opzicht te verbeteren had. Zodat mijn zelfvertrouwen duchtig ondermijnd werd. Maar ik zette dóór. Ik zag in dat als ik hogerop wilde komen een huwelijk aangewezen kon zijn. Met een oorbaar persoon die niet uit de hand zou lopen. Het werd natuurlijk in het geheel niets, al had ik destijds wel visioenen van een promotiefeest waarop ik samen met mijn echtgenote de welgemeende felicitaties van het publiek dat in drommen was komen opzetten in ontvangst zou kunnen nemen. Dat doel bleek onhaalbaar. Wel berekende de uitgeverij Gouda Quint te Arnhem tienduizend gulden voor het drukken voor het ongelezen prachtwerk waarmee ik de wetenschap en de mensheid meende te verblijden.
Drs J.G.P.M.F. van der Meijs, die vakgroepssecretaris, bleek zeer genegen als eerste paranimf op te treden en Mr A. J.A. van Dorst als tweede. Dat was een grote eer voor mij, dat maakten mijn collegae mij wel duidelijk. Het aan te bieden promotiediner behoorde dan ook dienovereenkomstig chalereus te zijn. In een sjieke gelegenheid, Groot Speijck genaamd, bij de Oisterwijkse vennen en bossen. Verder moest ik natuurlijk een suffisante receptie aanbieden, kaarten op geschept papier laten drukken en fotografen en rokken inhuren. Bij Bruidshuis Van Vliet aan de Piushaven. De kosten swingden de pan uit. Het scheen niet anders te kunnen. Moeder stierf ijlings. Op haar begrafenis dag zat ik de drukproeven te corrigeren van mijn opus magnum en voelde onheil als troebel moerasgas opstijgen om mij heen, kenbaar aan de olieachtige gasbellen die in wielen en zompen bewijzen dat er in de modder chemische stuwingen gaande zijn. En zo bleek dat ook te zijn. Ik had mij begeven in dingen mij te zonderbaar. Dat komt de ziel niet te stade, leert ons de Openbaring.