Het schijnt duidelijk te zijn dat de staats- en regeringsvorm in deze moerasdelta thans verkeert in de deemstering van een aannaderende omwenteling, die alleen de elite niet ziet aankomen. Dat de laatste groep inderdaad redelijk vervreemd is van wat zich in de middenklassen en de onderlagen afspeelt aan onmacht, boosheid, frustraties en desoriëntatie betreffende de regeringswijze, lijkt mij juist. Ik koers wel op de mededelingen daaromtrent van gezaghebbende verslaggevers en podcastmakers.
Gezaghebbend, naar mijn maatstaven dan, zijn de mensen die aanschuiven bij de podcasts van De Nieuwe Wereld, Blackbox maar soms toch ook wel bij Ongehoord Nederland. Daar figureren vaak experts die kunnen bouwen op zekere uitmiddelpuntige maar onmiskenbare verworvenheden, die deswege ook meteen maar gecanceld zijn in de COVIDtijd bij de Publieke Omroep die alles eraan gedaan heeft om haar geloofwaardigheid te bezoedelen en te verkwanselen. Iets, wat ze niet gauw zal kunnen herstellen en zeker niet gaaf terugkrijgen.
Vaak wordt de staat der Nederlanden – de toestand in de Lage Landen bij de Noordzee – vergeleken met de Weimarrepubliek die opgericht werd om de Vredesregelingen van het Verdrag van Versailles te kunnen uitvoeren in verslagen Duitsland. Die Republiek had een prachtige grondwet gekregen uit de handen van Hugo Preuss, een gedegen Pruisisch staatsrechtgeleerde die zoveel mogelijk de constitutie van de USA had gevolgd. Waarbij hij vergeten had dat de USA eigenlijk steeds had beschikt over de twee politieke blokken van enerzijds Democraten en anderzijds Republikeinen.
Net als destijds Good Old England de blokken had gekend, sedert 1688 tussen enerzijds Tories en anderzijds Whigs. De Duitse Rijksdag was sedert 1871 nooit verdeeld geweest over dergelijke massieve antithetische blokken. Er waren wel grote partijen geweest, maar die waren getalsmatig steeds onderlinge minderheden gebleven. Net als Nederland in 1918, toen daar het direct evenredig kiesrecht werd ingevoerd. Voor mannen. Ook in Nederland was daarom coalitievorming bij regeringsafspraken noodzakelijk gebleken. Ingewikkeld. Traagzaam. Innerlijk tegenstrijdig. Maar onvermijdelijk.
Dat was in Duitsland ook het geval in 1920. Het grootste blok was het socialistische. Maar dat kibbelde elkaar de tent uit. Er kwamen meerderheidssocialisten en minderheidssocialisten, die vervolgens op de vuist gingen met Centralen, Liberalen, Conservatieven, Liberaal-Progressieven, Communisten, Industriëlen en middenstandspartijen. De meerderheidssocialisten waren aan de macht in 1919. Maar alleen maar omdat de laatste Keizerlijke Kanselier Max Von Baden op 9 november 1918 zijn ambt had overgedragen aan de dikke, trage, zwaarmoedige en nerveuze Friedrich Ebert. Geheel illegaal. Nergens op gebaseerd.
Max wou weg uit roerig Berlijn. Naar huis. Vrouw en kinderen opzoeken. Ebert wist zich geen hemelse raad met het ambt. Hij voelde dat hij het niet aan kon. Hij straalde het uit. De chef van de Generale Staf, generaal Gröner, belde hem met de vraag naar de logistieke voorzieningen die getroffen moesten worden om het Veldleger over de Rijn terug te nemen. Gröner merkte dat hij sprak met een man die aan het eind van zijn Latijn was. Hij nam zijn kans waar. Hij sprak af met de hijgende papzak aan de andere kant van de lijn, dat hij zijn doorzettingsmacht kon krijgen van het Leger, als hij zorgde dat het hiërarchisch in gesloten gelederen kon terugtrekken.
Dat was akkoord. Het was topgeheim, spraken die twee af. Ze zouden elkaar via de geheime telefoonlijn Spa/Berlijn die de genie had gelegd dagelijks consulteren en verder zwijgen als het graf. Het lekte dus meteen uit. Het stond in alle grote kranten. Zodat iedereen kon zeggen: Ebert is onrechtmatig aan de macht gekomen. Hij telt niet. Zijn macht is voos. Zijn kabinetten dus ook. De wetsbesluiten die het slaat zijn onbevoegd genomen. Dat werd nu thema. Rutte heeft heel wat op zijn geweten. Maar niet dat hij onrechtmatig aan de macht is gekomen.