Die geweldige maatschappelijke organisatie van de katholieke zuil zeeg abrupt inéén. Geruisloos. Zonder voorbereidingsfasen waarin bijvoorbeeld in de bases ervan springstoffen waren aangebracht. Of waarin deze implosie was beraamd via allerlei belangen- of pressiegroepen. Die van de voortgang van hun beramingen rapport hadden uitgebracht aan overkoepelende besturen. In 1966 ging onze gymnasiumklas met grote vakantie in juni. In september begon de school weer. Maar er was geen schoolmis in de grote dekenale kerk. Er was een religieuze werkgroep die een mis hield op de schoolzolder waar anders de boeken werden uitgegeven aan de herbeginnende schoolklassen. Maar de moderator die daarin voorging had de ceremonie met die groep “afgestemd”. Er waren progressieve ouders die daarin “participeerden”.
De leiding was bij een wat opgewonden deftige dame die mevrouw Athmer heette en die maatschappijleer gaf. Dat stond niet op ons rooster. Maar met kerstmis zou dat vak in het schoolprogramma opgenomen worden, zij het, dat het voor de klassen die niet onder de “Mammoetwet” vielen facultatief was. Wat dat ook mocht betekenen. In onze tweede klas, die onder leiding stond van alwéér een mevrouw. Mevrouw Van der Vleuten die ook Nederlands gaf en nogal geaffecteerd sprak. Er zaten nu ineens ook, zonder voorafgaande waarschuwing, giechelende meiden. Die droegen glanzende nylons en uitermate korte rokken en hoge hakken. Dat was spannend. Het snibbige meisje dat gold als het mooiste van de school en dan ook dochter was van een Philipsdirecteur, droeg opmerkelijk hoge glimmende laarzen en wiegde de heupen. Maar dat alles deed eigenlijk meteen ook afbreuk aan de gedegenheid van het lesmateriaal. Dat ervoer iedereen, zonder het uit te spreken. De rector, verschanst in zijn belangwekkende gewichtige kamer in het hoofdgebouw, sprak ons allen raspend toe via de geluidsinstallatie.
Het hoofdbestuur van Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) had onze school met nevenvestigingen aangewezen als een soort experimenteerstation voor een nieuwe middelbare schoolgemeenschap. Wij heetten daarom nu een Lyceum. De gymnasiasten zaten niet langer in een reservaat. Zij deden gewoon mee. Dat moesten ze goed begrijpen. Verder was nu volkomen coëducatie tussen de kunnes principaal uitgangspunt. Daarom zaten Joristen en Catherinettes onder de auspiciën van OMO door elkaar heen. Dat zou wennen zijn, aldus de rector die geen directeur meer was, en het reglement zou daarom herzien moeten worden. Het was ook voor hem een bron van zorg. Maar Den Haag had zulks besloten. Het OMO zou zich nader beraden over de verhouding tot de Augustijner opleiding en de leraren die deze ter beschikking stelde ter invulling van de humaniora-vakken die de Wet op het Middelbaar Onderwijs voorschreef ter toelating op de universiteiten. Dit lichtte de rector omstandig toe, met veel jargon. Het zou allemaal anders worden. Maar wij bleven natuurlijk trouw aan de uitgangspunten van OMO, vooral wat betreft de levensbeschouwelijke vorming. Dit lichtte de rector óók nog toe.
Het leek een beetje op een uitzending van Radio Oranje tijdens de oorlogsjaren. De installatie placht nogal te ruisen en te fluiten. De stem van de gezagsdrager klonk hol, galmend en viel soms wat weg. Daarom was deze boodschap overduidelijk van transcendente herkomst en strekking. Wij bleven onder de schutse van Maria en Augustinus en, natuurlijk, ook van Sint Joris, al was recentelijk ook wel vastgesteld dat deze eigenlijk nooit echt had bestaan. Ook daarover zou het bestuur zich nog nader beraden. De scheiding tussen de meisjes-cour en die voor jongens was er fysiek nog wel, maar mocht in de pauzes onbeperkt overschreden worden. Tenslotte deelde de rector nog zuchtend mede dat de conciërge in deze intervallen een winkeltje open had waar men coca-cola, fanta, worstenbroodjes, sigaretten, gevulde koeken en zelfs chocoladerepen kon kopen tegen muntjes die deze beambte tegen de gangbare pasmunt kon verschaffen. Men werd verzocht niet te dringen. En onderling gepaste afstand te houden.
Latere mededelingen op het bord in de hallen en voorts zou de implementatiewetgeving bekend worden gemaakt via het schoolblad dat nu “Sinjoor” ging heten. De rector wilde, diep ademhalend en moeizaam sprekend, ook dát nog wel toelichten, maar ontroering werd hem kennelijk te machtig. Hij viel gefaseerd weg in deze regeringsuitzending. Het leek een beetje op de sterfscènes van Paus Pius XII die de KRO via Radio Vaticana in licentie en relais had uitgezonden, waarin men de kerkvorst steeds zachter had horen hikken en ademen, totdat het stokte. Wij hadden thuis geknield toegeluisterd. Totdat ook alleen ruis nog hoorbaar was. Mijn vader, zich moeizaam opkrikkend, was op de bank gaan liggen voor de tuk. En daarna was de KRO kennelijk de kluts zo kwijt geweest dat de nieuwsuitzending van het ANP als een bevrijding kwam, zij het dat deze voornamelijk over de Koude Oorlog en de Oder/Neisse-grens ging.