De keuze voor gymnasiaal onderwijs. Die kwam niet uit de lucht vallen. Maar moeder besliste dat dat net iets voor mij was. Ze tekent aan in het dagboek dat dat “het hoogste” is wat voor mij bereikbaar is. En dat we daarna wel verder zullen zien. Ik ben uiteraard niet geraadpleegd. Dat was, denk ik, destijds niet de gewoonte. Ik ging dus naar dat gymnasium. Ook al omdat ik eigenlijk niet wist wat ik moest worden. Ik had geen idee.
Nog steeds niet. Dat is hinderlijk, dat geef ik toe. Maar het is ook hardnekkig. Ik deed dus wat moeder zei. Ze tekent aan dat Latijn en Grieks net iets voor mij is. Waar ze dat vandaan haalt, is mij een raadsel. Ik heb er stellig nooit op gezinspeeld en ik vond later vooral Grieks een ramp. Ik heb aan de beheersing ervan eigenlijk nooit ene moer gehad. Aan Latijn wel gedurende de diplomatieke carrière.
Omdat heel veel rechtsbeginselen geijkt zijn in het middeleeuwse canonieke recht. Maar het was toch veel beter geweest als ik een adequate beheersing had gehad van het Engels. En dat kreeg ik beslist niet gedurende de gymnasiale opleiding van vóór de integrale invoering van de Mammoetwet van Cals. Ik vond de opleiding verschrikkelijk zwaar. Ik leed aan faalangst, zeker, maar bevorderlijk voor het zelfvertrouwen was niet dat iedere onvoldoende thuis een soort crisissfeer opriep.
Een onvoldoende werd direct door het schoolbestuur bericht via een groene kaart, die mijn moeder in tranen overhandigde aan vader. Die sprak mij schimpend toe en verweet mij ondankbaarheid voor het feit dat ik zo’n belangrijke opleiding mocht volgen waarvoor hij kromlag. Hij toonde verder overtuigend aan dat ik verder nergens voor deugde, snikkend bijgevallen door moeder.
Dat ik het verder erg leuk vond om de woning aan de Zeelsterstraat te schilderen en nieuwe elektriciteitsleidingen aan te leggen, is een onverschoonbare dwaling van moeder, want handig was ik niet en ik veroorzaakte vooral in de badkamer menige kortsluiting, waarvan gelukkigerwijze mijn broer Frans wel slachtoffer werd maar mijn verwekker helaas niet.
De man bleek van schokbeton in alle omstandigheden en sliep er zelfs doorheen als ik de schuurmachine loeiend aanzette tijdens zijn zo noodzakelijke middag tuk die begunstigd werd door de vele bokalen brandenwijn met suiker die hij bij de boeren nuttigde als hij weer eens een polis gesleten had. Daarin was hij erg goed en tegen alcohol was hij perfect resistent.
Ik slaagde uiteindelijk met vlag en wimpel voor dat verdomde gymnasium, maar op een leuke tijd kan ik beslist niet terugkijken. Mijn moeder weet ook dat weer beter, maar haar argumentatie daartoe kan bepaaldelijk de toets van enige kritiek niet doorstaan. Wel ventileert ze de voortdurende klacht dat ik geen vrienden maak. En dat ik niet op een vereniging wil. En dat ik alle frustraties op haar afreageer. Daar geeft ze geen voorbeelden van. Wel van mijn insociabiliteit. En van mijn onvermogen tot omgevingsbewustzijn.