Mijn moeder was bepaald intelligentie niet te ontzeggen. De cognitieve variant, dan. Ze had weinig sociaal vermogen, nauwelijks empathische competentie en straatwijs, gelooid door het banale leven van alle dag, was ze volstrekt niet toen ze besloot met vader te huwen. Ze had de zevende klas mogen doen aan de Roomsch Katholieke Mariaschool in de Robert Fruinstraat, waar ze iedere werkdag heen kon lopen. Daar had ze Frans geleerd via de deeltjes-Dubois. Passief dan. Ze verstond het. Ze kon het lezen. En soms begrijpen. Verder had ze wat meer godsdienstles gekregen van de nonnen, wat meer vaderlandse geschiedenis en hoofdrekenen.
Haar vader en moeder vonden verder geen opleiding meer nodig. Want ze ging tóch trouwen, als zich maar een nette man opdeed met zekere kantoorperspectieven. Vader paste wel in dat plaatje. Hij kon zich uiterst goed voordoen, en verder gaf hij voor gymnasium te hebben gedaan. Ik repte daar al van. Dat was voor een jongen uit de roomse middenstand natuurlijk prachtig. Verder had hij een mercuriusdiploma gescoord in de assurantiën en had hij handelskennis als stagiaire opgedaan. En verder sprak hij Frans, Duits en Engels, vloeiend. Hij viel dus bij de ouders van moeder in het pulletje. Moeder kwam verder niet bij de ouders van vader thuis.
Die hielden afstand. Vader vertelde dat ze moeder “te min” vonden. Want haar vader was maar conducteur bij de tram. Dat was voor vader juist geen beletsel, omdat hij moeder liefhad en haar een mooi leven zou bezorgen, van alle comfort voorzien. Moeder zou vanuit haar huis trouwen, daar zou ook het huwelijksfeest worden bezorgd. En daar zouden haar ouders wel kennismaken met de ouders van mijn vader. Aldus geschiedde. Moeder vond wel dat vader wat gladjes was, te werelds en verder ook erg gesteld was op persoonlijke luxe. Maar daarover besloot ze, omdat verder alles erop wees dat hij toch de ridder was op het witte paard, heen te stappen.
Aangezien ze al heel gauw nadien ervoer dat vader niet al te scheutig was met huishoudgeld noch met informaties over zijn dagelijkse werk, vatte ze wel een zekere argwaan op betreffende diens beroepsbezigheden. Maar ze was met de vent getrouwd. En daarom hadden recherches ook niet veel zin. Zo zal het in die dagen wel met heel veel nette en vrome meisjes zijn gegaan. Pas veel later, toen ik het gymnasium frequenteerde, is moeder vragen gaan stellen over vaders opleidingen. Dat had hij verwacht, want, omdat hij mij Latijn overhoorde, was al eens navrant aan het licht gekomen dat hij de naamvallen en grammaticale voorschriften van deze schone taal verhaspelde.
Hij gaf desgevraagd op, dat de diploma’s die hij had verworven bij het bombardement van mei 1940 waren verbrand, omdat de hele wijk waar zijn ouderlijk huis stond, was platgegooid. Dat was een afdoend argument. Maar omdat moeder met haar kinderen toch, ter gelegenheid van een familieaangelegenheid dat ouderlijk huis kortstondig bezocht, bleek het zonder feitelijke grondslag. Het huis bleek van 1890 en van volkomen intacte staat met alle glas-in-lood en ornamentaties van dien. Zuivere art nouveau uit de beginperiode, een lust voor het oog. Een terugweg uit de verbintenis was onmogelijk. En dus zat er weinig anders op dan te aanvaarden dat haar echtgenoot kon liegen of het gedrukt was.
In dat licht werden ook eerdere uitlatingen van de kostwinnaar ook opnieuw gewogen en te licht bevonden, en óók, dat moeder dat best veel eerder had kunnen weten. Maar wij allen zijn nu eenmaal ziende blind als ons dat beter schijnt voor te komen. Dat dat ook weer een dwaling is, meestal een onoverwinnelijke zij het verschoonbare, dat helpt achteraf geen mallemoer. Daardoor blijven onze levens vaak een morele torso. Ze moest wel verder. Want de Algemene Bijstandswet bestond nog niet. En een geldig diploma bezat moeder niet.
De toekomst had heuvelend wijde verten getoond. Maar niet dat er achter de kam slechts een armzalig gehucht lag vol modderpaden en stegen, waarop de voet niet zonder bezoedeling gaan kon. Ook niet wanneer men wilde wandelen in dingen, te zonderbaar om bewaarheid te worden. Het zijn tegeltjeswijsheden. Je hebt er niets aan. Ook niet als het te laat is.