Huwelijksaandriften

Talloze malen is mij verhaald hoe de verkering tussen mijn vader en moeder aankwam in na-oorlog Rotterdam. Mijn moeder groeide verder op in een totaal vernietigd Rotterdam dat nog steeds nawalmde van het terreurbombardement van 14 mei 1940 dat de Duitsers de stad toebrachten. De vrijgekomen gronden in het stadscentrum waren collectief bij wetsbesluit van Generaal Winkelman onteigend. Het is één van de weinige besluiten die deze man genomen heeft als burgerlijk opperbestuurder van het inmiddels bezette Nederland. Hij kon dan doen omdat het gevluchte kabinet-De Geer door de twee tijdelijk achtergebleven ministers Van Rhijn en Steenberghe het “regeringsgezag” had doen overdragen aan deze militair als Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht.

Winkelmans rijk duurde maar kort, want Seyss-Inquart nam ingevolge een decreet van Hitler, optredend als Führer, het burgerlijk regeringsgezag vervolgens over. Maar deze Oostenrijker wist niet goed, wat hij met dat verwoeste centrum áán moest. Hij annuleerde wel Winkelmans uitvoeringsmaatregelen. Maar trof geen nieuwe in daarvoor de plaats tredende Verordeningen. Ook al omdat de burgemeester Oud van de Maasstad overhooplag met de stadsarchitect Van Traa. Over de wederopbouw en de daaraan verbonden grondconcepten. De stad bleef daardoor een viertal jarenlang een desolate boedel waarover de puinnevels bij westenwind krachtig striemden.

Niet leuk om daarin op te groeien als puber, die weleens had willen deelnemen aan een feestje of fuif met leeftijdsgenootjes. Bijna niks te krijgen op bonnen aan textiel laat staan aan jurken of modieuze bloesjes, schoenen enzovoort. De hongerwinter die startte in november 1944 met een langdurige vorstperiode en allerlei verduisteringsmaatregelen maakte het niet vrolijker. Die winter eindigde pas in juli in 1945, toen brood, zuivel en groenten weer wat ruimer verkrijgbaar waren. Maar het bleef mondjesmaat, ook in 1946, omdat de Duitsers bijna alle haveninstallaties volkomen hadden vernietigd en ook de kaden, waarop deze moesten rijden en werken. Tot 1952 bleef in ieder opzicht schraalhans keukenmeester.

Mijn vader was daarin een lichtende verschijning. Welgekleed, rap van tong, goed van geld en zeer bereisd. Dat was, gecombineerd met het feit dat hij Trenet gelijk was onweerstaanbaar. Ook al omdat hij een middenstander was, die verdulleme gymnasium had gedaan en hogere assurantiestudies aan een handelsschool. Althans, dat gaf vader voor. Moeder die niet thuis wilde blijven hangen en haar beste jaren kleurloos voorbij zag glijden was dus graag bereid met hem het veelgeroemde huwelijksbootje te delen. En vader, hunkerend naar een vaste have en een welverzorgde stee.

Weg uit het donkere borstelhok in het onderhuis achter de massale schoenreparatie-inrichting. Weg bij zijn ouders. Met wie hij het nauwelijks kon vinden. Dat huwelijk was de enige manier om dat snel, veilig en voordelig te bereiken. Ook al omdat hij via dat huwelijk een persoonsgebonden woonruimtevordering kon loskrijgen bij de gemeentelijke huisvestingsdienst, zodat hij terecht kon in een riante villa aan de Ringvaartweg-Noord. Op een aantal bovenkamers. Met warm en koud stromend water. En een watercloset en douche. Hij was een ritselaar. Dus het bijkomend ameublement van Pander in zwaar gevlamd dik Slavonisch eiken was ook zo bij elkaar. Dat hebben zijn kinderen na ’s mans verscheiden op zeventachtigjarige leeftijd nog naarstig staan te versplinteren op het trottoir van de Zeelsterstraat, waar hun huwelijk met de dood van moeder waas geëindigd, dertig jaren tevoren.

Het is maar goed dat hij dat niet wist in die barre naoorlogse jaren. Want vader had het geheel alstoen alsnog weten te verkopen als een unieke middeleeuwse gotische saletset uit de tijd der Vlaamse primitieven nog geschilderd door de gebroeders van Eyck. Tegen een behoorlijke prijs. Omdat de enorme druk bewerkte dressoirkast nog te bewonderen was als ornament op Golgotha, maar dan als lijkkist voor de overleden Alverlosser. Daar ben ik zeker van. Geen van zijn kroost had die commerciële vaardigheid. Dat had hij al vaak schimpend vastgesteld. Zijn hele huwelijk lang. En dat was lang. Het valt mij alle dagen weer op. Geen torso. Maar zijn leven was dat wel.