Zomerklaar

Het heeft wel even geduurd. Maar nu is mijn daktuin toch wel zomerklaar. En nu zit ik er ook wel lekker en gezellig. Maar lang geduurd heeft het wel. We hadden deze winter enorme langdurige slagregens. Vooral rondom de Kerst. Heftig. Met bakken tegelijk. En dan met de wind vanuit het zuid-zuid-westen op krachten tussen zeven en negen Beaufort. Doorlopend. Het water klotste tegen de dakranden en bleef staan. Een heel gewicht. Nu is mijn huis meer dan honderd jaar oud.

Het is gebouwd naar ontwerp van Berlage. Mijn hele wijk heeft volgens dat ontwerp de contouren van een reusachtig kasteel, met de grote toegangspoort naar Wassenaar toe gekeerd. Mijn huis maakt deel uit van de daarachterliggende poortcomplexen met bewakingstorens voor de wacht. De noordwestgevel, hoogoprijzend in een punt, is één van die torens met uitkijkposten en balkons.

Links en rechts daarvan een steile schuine dakhelling belegd met de klassieke dakpannen in oranje. Berlage voorzag de afvoerpunten voor het hemelwater op plaatsen onder die hellingen. Achter de hellingen zuidwaarts liggen de platte daken. Voorzien van behoorlijke zinklagen met veel grint. Ik heb zo’n plat, ruim, zes bij zes ongeveer, waarop, ter verlichting van het ondergelegen trappenhuis van drie verdiepingen, een grote vierkante lichtkoekkoek met een groot inwendig klapraam, dat open kan ter reiniging van de ramen die de lichtval vormen.

Dat bouwsel is voorzien van degelijke zinkranden met klampen die het dubbele glas omvatten die ook weer van zinken bevestigingsrichels voorzien zijn. In deze afgelopen eeuw is dat bouwsel wat gaan inzinken op het plat. Het is zwaar. En de ondergelegen daklaag is gelegen op rachels van rieten matten die weer op balklagen liggen. Best degelijk, maar niet bestemd om op te lopen of met velen te zitten en zeker niet om er een nieuwe woonlaag op te doen steunen zonder compenserende steunlagen.

Maar dat hebben bijna alle omwonenden toch gedaan, zo’n woonlaag aanbrengen. Daardoor is de begrinte zinklaag overal verzakt zodat het regenwater de afwateringspunten in de goten niet meer bereikt. Je hebt dus overal binnenmeren bij langdurige regenval, die uitwateren naar het diepste, onbebouwde punt. Dat weer bij mij ligt. Ik had dus een soort blijvend binnenmeer dat druk veroorzaakte. En daardoor haarscheuren in de zink- en bituumlagen.

Vandaar de overvloedige lekken in de lichtval opstanden in het trappenhuis. Emmers vol per etmaal. Zeilen leggen. Dweilen. Tapijten weg. Inspecties ter detectering van de gang van de lekkages inpandwaarts. Die gang is altijd opvallend grillig. Ze loopt steeds via de diepere gradiënten, die je soms helemaal niet zou verwachten in de rachels, balklagen, of nog erger, in het stucwerk.  Die lekken moest ik dus eerst dichten. Anders geen daktuin. Eigenhandig.  Want aannemers zijn niet te krijgen. Niet in de randstad. Maar nergens, eigenlijk. Iedereen is immers wel aan het verbouwen en restaureren. Ook in mijn wijk.