De grote wederpartijder van Thorbecke zou de rabiaat gereformeerde Abraham Kuyper blijken te zijn in de strijd om staatkundige vorming van een democratisch Nederland. Thor zag niets in partijvorming en zeker niet in tussen partijen gesloten formatie-akkoorden. Kuyper zag juist álles in politieke partijvorming. Hij zou dan ook in 1870 komen met de Antirevolutionaire Partij (ARP). Een bijna militaristisch opgebouwde partij met Kuyper als generalissimus. Kuyper wilde deze ARP aansturen vanaf de kansel. Hij was dominee. Een fanatieke. Hij wilde dus ook beslist niet in de Tweede Kamer. Hij wilde voor eigen parochie preken. De gelovigen uit de kerkbanken met deurtjes — de bevoorrechte plaatsen binnen de preektuin – moesten in de Kamer het gedachtengoed van Kuyper uitdragen volgens script en scenario van Zijn Eerwaarde.
Kuyper had geweldig gezag bij de gereformeerde achterban. Die was idolaat van hem. Hij preekte ook in de Tale Kanaäns. Maar compromisbereid, dat was Zijn Eerwaarde niet. Thorbecke hoorde onmiddellijk van de oprichting van de ARP en was van slag. Want dat was nou precies wat echt niet gebeuren moest wilde zijn staatshuishoudelijke herziening van 1848 vrucht dragen. Een partijleider die niet in de volksvertegenwoordiging acteerde, maar zijn marionetten op de achtergrond bewoog van de coulissen. Dat deed Thor te veel aan Gladstone denken in Engeland, die zich in het Hogehuis verschool en manipuleerde bij het leven. Thor wist precies waarom Kuyper deze organisatorische camouflage wilde: het grootste deel van de gereformeerde achterban had geen kiesrecht.
Het was nog de tijd van het censuskiesrecht en de fiscale drempel was verrekte hoog. De Hervormden, dat waren sjieke lui, vaak van adel met dubbele namen, die haalden de census makkelijk. Maar de gereformeerden, dat was de kleinere middenstand, de “kleine luyden”, die al sedert 1815 aardig in de verdrukking kwamen omdat de regering steeds maar koos voor middellijke belastingen op primaire levensbehoeften. Accijnzen op volksvoedsel. Daarmee had je de middenstand aardig in de worggreep: koren, rogges, lijnzaadolie, spek, zuivel, slachtafval werd gruwelijk duur. De Hervormden wilden geen inkomensbelasting en geen vermogensaanwasdeling, geen denken aan. Maar die vormden nog steeds een Kamermeerderheid. Daarom wilde Kuyper vanaf de coulissen dirigeren. Kamerleden flink tegen elkaar opzetten. Via informele maatschappelijke verbindingen, waaronder een onverzettelijke papenhaat. Dat wilde Kuyper zelf niet openlijk uitdragen. Hij had die papen, de rooms-katholieken nog echt nodig in de steeds heftiger gevoerde schoolstrijd om overheidssubsidiëring van bijzondere protestantste scholen, de “Scholen met den Bijbel”. Daar had hij de katholieken bij nodig als geallieerden in de tweede linie: die wilden graag katholieke dorpsschooltjes onder leiding van hun pastoors.
Dus die wilde Kuyper niet openlijk tegen zich in het harnas jagen, al wilde hij ze overigens graag kwalijke dampen aan doen. Kijk, zei Thorbecke: deze machinaties tonen nu haarfijn aan, waarom ik zo tegen politieke partijvorming ben. Dat wat die Kuyper doet, dat is precies wat Gladstone in Engeland ook uithaalt ter corrumpering van het publieke debat in het Lagerhuis. Hij beroept zich op een “volk achter de kiezers”, een volk waaraan hij het “land wil teruggeven”. Dat is het populisme dat de welingelichte representatieve democratie ondermijnt. Kuyper trekt alle registers op de kansel open, laat psalmen bulderend zingen en indoctrineert met theologismen het buiten de kerktuin omhangende volk dat er geen moer van begrijpt, maar wel voelt dat het zich moet aangorden tegen Satan.
Omdat dat een lekkere emotie is die uiting geeft aan alle frustraties omdat je de reuzel op je brood niet meer kunt betalen. Kuyper verlegt straks alle debatten naar de gereformeerde consistoriekamer waar de kerkregenten dominee komen feliciteren met zijn godwelgevallige predicatie. Hij krijgt zijn “oppudaaltje” – het galmend uitkrijten van het lied “Dat ’s Heren zeghen op u daal” — donderend toegezongen bij het verlaten van die kamer. Discussies zijn in een kerk nooit aan de orde. In ’s lands vergaderzaal wel. Maar daar is het krijt dan al geveegd.