Basiswantrouwen

De protestanten vertrouwden destijds de katholieken in het geheel niet. De katholieken dienden immers de Hoer van Babylon.  Dat was het Romeinse Hof onder de Paus.  De Heilige Stoel. De pooier van die Hoer, oudtestamentisch gezegd. Dergelijke lieden moeten geen overeenkomsten sluiten, ook geen staatkundig verstandshuwelijk. Maar daar kwam de confessionele coalitiepolitiek wel praktisch op neer. Het werd een vechthuwelijk dat voor de spruiten desastreus is. Dat constateert Piet Oud dan ook in zijn meerdelige monografie voor de parlementaire geschiedenis 1918-1940.

Over niets kon men het echt eens worden. Ook niet over bovenzinnelijke onderwerpen zoals het crematieverbod, het zedelijkheidsgebod in sexualibus of de vrijgave van films voor bioscopen. Niet over het piccalilly- en zuurwarenbesluit, niet over de Winkelsluitingswet, niet over de Pachtwet. Oud zegt dat deze coalitiepolitiek leidde tot de teloorgang van het democratisch regeringssysteem. Je zou zeggen dat die les te leren valt als één van de partners uitgaat van basiswantrouwen. Zoals Omtzigt nu institutioneel doet jegens Wilders en de zijnen.

Het eveneens onverstandige verstandshuwelijk tussen GroenLinks en de PvdA lijdt aan hetzelfde defect. Het is gesloten omdat zulks tot een linkse premier zou kunnen leiden. Dat zou Franske Timmermans zijn.  Nadat Wilders afgefakkeld was.  Maar het liep allemaal anders. De eens zo machtige PvdA wordt opgegeten door GroenLinks. Eigenlijk haten ze elkaar.

Dus leidt het coalitiehuwelijk met deze partners straks ook tot vechterijen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tot ontsteltenis van de geteelde kinderschaar. GroenLinks.  Wat is dat?  Bart Nijman, die daar verstand van heeft, zegt: “een amalgaam van de makkelijk op te stoken jeugdige onwetendheid van radicale studentjes en het rijklinkse schuldgevoel van binnenstedelijke tweeverdieners met drie kinderen, een Tesla en een garderobekast vol lawaaibloesjes, die op zaterdagen onder goedkeurend staatstoezicht verzamelen op een A-weg – ‘voor het klimaat’.”

Wilders heeft nu door een groot aantal hoepels willen springen om partner Omtzigt te behagen. Hij zal het niet hebben over de kopvoddentaks, niet over het sluiten van Moskeeën en niet over het verbieden van de Koran en het laatste bod is dat hij vóór Nederlandse ondersteuning van de Ukraïne is in het uit de hand gelopen burgeroorlog-conflict tussen Kiev en Moskou. Ook als dat honderd miljoen op jaarbasis kost en als daardoor het eigen risico voor geneeskundige voorzieningen voorlopig nog blijven moet. Maar ook dat is niet goed genoeg. Het wantrouwen blijft. Dat Wilders ongrondwettig zal zijn. Hier begint het scenario dat Remkes in november uitserveerde namens de VVD. Zet de beoogde coalitiepartners nog verder tegen elkaar op.

Zodat ze elkaar gaan haten. Zoals destijds de VVD ook haat zaaide onder de leden van Pim Fortuyn-Partij.  De LPF. En de doopcelen lichtte van de bewindspersonen. Tot in een ver verleden. Weet u nog? Het ongelukkige Balkenende I-kabinet, dat verder voer op de vingerwijzingen van Piet Hein Donner die de aarzelende premier influisterde in het parlement – zichtbaar voor eenieder – hoe hij de indruk moest blijven wekken van regie. De heren Heinsbroek en Bomhoff die slaags raakten tot gemeen vermaak.

Zodat het CDA de stekker eruit kon trekken, uit dit kortsluitend kabinet en de heer Zalm met overslaande stem tegenover journalisten op het Binnenhof kon schreeuwen dat hij er nou genoeg van had. Allemaal ten dienste van de representatieve democratie, zei Donner later. Dat zei Colijn ook, toen hij het confessionele kabinet Ruys II liet struikelen over de Vlootwet in 1923. Die was ingediend ten verzoeke van de Bataafsche Petroleummaatschappij. Die had gevraagd om een sterke militaire Indische Marine. Omdat Japan de diepte-investeringen van deze maatschappij stellig zou naasten. Als het gereed was voor de aanval in 1941. De katholieken vonden dat daar geen katholiek belang mee gediend zou zijn. Aangezien katholieken geen toegang kregen tot de Archipel. Tenzij met dispensatie.