Bedremmeld door Van Drimmelen

De wijze waarop het strafrecht steeds weer in Nederland met grote logistieke ondersteuning werd ingezet bij de handhaving, uiteindelijk, van het Europese nitraatbeleid dat uitmunt door territoriale differentiaties, onoverzichtelijke uitvoeringsbesluiten van technische aard en derogatie-aanwijzingen – indicatoren waarom een lidstaat zich uiteindelijk uitgesloten kon achten van dat beleid – heeft mij sedert 1984 beziggehouden. Ook al omdat bij de lancering van de Interimwet werd verzekerd dat het een dry pilotingtraject zou zijn, waarbij de sanctionering via strafrechtelijke repressie per evaluatietermijn steeds ten principale zou worden  heroverwogen. Daar is bij mijn weten eigenlijk nooit sprake van geweest. Integendeel, al bij de eerste integrale evaluatie werd vastgesteld dat nu eenmaal voor deze negatieve sanctionering achteraf was gekozen en dat daarin en daaraan veel was geïnvesteerd. Daarom zou dat traject niet meer verlaten kunnen worden: het zou te zeer leiden tot vertraging in het behalen van de targets. Die niet in de wet sluitend en rechtszeker werden neergelegd.

Foto: Algemeen Dagblad

Ook niet in de nitraatrichtlijn, maar daaraan was ook geen automatisch strafrechtelijk handhavingsarsenaal gekoppeld. Dat deed Nederland. Dat vond het “doeltreffend” ook al leidde dat tot intensieve criminalisering van de boeren. Je zou zelfs de NCB kunnen gaan zien als een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Die dus ook onder de mogelijkheid zou kunnen vallen als rechtspersoon strafvorderlijk verboden en ontbonden te worden. Zij begunstigt immers het begaan van misdrijven. Ik begon mij, vooral na rechtsvergelijking met de ons omringende staten bij de Europese Unie af te vragen of toch in Nederland de nitraatwetgeving niet gebezigd werd als een middel tot reallocatie van de schaarse vrije oppervlaktegronden in een overbevolkt land dat het vooral moet hebben van de goederen- en dienstensector.

Een koude sanering onder de vlag van de borging van de publieke ecologische integriteit. Zoals deze gedefinieerd wordt door de regeringspartij D66. Die immers Nederland wel ziet zitten als een “Berlijn aan de Noordzee”. Een gigantische stadsagglomeratie waarvan de uitgestrekte wijken en voorsteden gescheiden zijn door fraaie kunstmatige landschapsparken zoals de Berlijnse Tiergarten uit de negentiende eeuw, het hartenlapje van Kaiser Wilhelm II. Ook verfraaid met opulente monumenten ter huldiging van de zegeningen van de roemrijk regerende kaste, waartoe arbeiders, middenklassers en burgerlijk welgezetenen nooit echt toelating konden krijgen. Ik zie de Sigrid Kaagfontein al spuiten in het rotondepark rondom de zegezuil. In een van de polders van Flevoland.  En daarom verbaast het mij niet dat juist een buitengewoon snelle projectontwikkelaar als Frans van Drimmelen alles op alles zette om Kaag te placeren als lijsttrekker van deze neo-liberale progressivistische en linksistisch opererende partij. Van Drimmelen die ambtshalve groot denkt.

In enorme kavels en verkavelingen die de grondprijzen geweldig opdrijven. Vanuit de schaduwen in de coulissen wist deze bovenbaas Kaag naar voren te schuiven als een creatio ex nihilo. Want ook zij was gewoon haar zegenrijke internationale werk te verrichten vanuit de deemstering der corridoirs. Strategisch, ongrijpbaar, meester over het onnavolgbaar neoliberaal jargon waarin woorden steeds van kleur verschieten. Jammer dat Van Drimmelen zijn leuter niet in de broek kon houden. Of beter: jammer dat uitlekte dat Van Drimmelen dat niet kon. Want daardoor werd bedremmeling veroorzaakt. Een emotie waar tijdelijk geen sturing op zit. Zelfs niet wanneer men de publieke media beheerst. De fluit en de duit. Ze blijven dominant. Maar veel strategen hebben daar van last van. Ook als ze vrouw zijn. De sexuele oriëntatie maakt daarbij niets uit. Noem het grensoverschrijdend gedrag. Waarbij “stopgesprekken” die de politie probeert te voeren niets uitwerken. Omdat de stalker boven de wet staat. Daar is een stalker voor.

Vandaar deze cyclus gewijd aan de navrante positie van de stikstofboeren. De benardheid voor hen is te wijten aan de “grondloze bedrijfsvoering” waartoe de rijksoverheid de boeren via het landbouwschap noopte in 1961. Zie hierboven, de blog van 5 september 2022. Deze grondloze percelen zitten nu,  veertig jaar na dato dat deze macrostructurele concentratiepolitiek effectief startte  tot tientallen meters diep onder de artesische grondwaterstand vol met fosfaat, nitraten, ammonia, ammoniak (en dat is iets héél anders: dan is er een reactie geweest van fosfaat met zuurstof), barbituraten en steroïden wegens de hormoonpreparaatinjecties gedurende de doorlooptijd van de diereenheden in het productieproces dat de RaBobank voorschreef. Die keek alleen naar winstmaximalisatie. Niet naar het milieu en niet naar de boeren.

De percelen in de concentratiegebieden zijn daarom straks onverkoopbaar op de vrije onroerend goedmarkt. Ze zijn zo vervuild dat ze bij verkoop geld gaan kosten wegens de verborgen gebreken in de ondergrond. De boer moet de koper daarvoor vrijwaren. Dat kost tonnen. Iemand als Frans Van Drimmelen, de megaprojectontwikkelaar die Kaag aan de macht hielp, wéét dat. Hij weet ook dat de rijksoverheid immuun is voor dat soort aansprakelijkheden. Als zij aankoopt in het kader van haar taak als borger van de nationale ecologische integriteit. Zij voert dan immers een aan haar bij de grondwet opgedragen onherleidbare overheidstaak uit. Ze handelt dan binnen haar soevereine rechtskring. Ze is civielrechtelijk niet aansprakelijk.

Als Kaag dan een machtigingswet ter beschikking heeft om op marktwaarde te onteigenen, koopt de overheid goedkoop. Dan komt Van Drimmelen. Hij neemt zogenaamd in het landsbelang de onteigeningen over. Hij komt dan met nieuwe door het RIVM ontwikkelde nitraatnormen die aanwending voor hoge woonflats niet verbieden. Hij verkoopt dóór. En hoeft niet te vrijwaren aan de exclusief appartementsgerechtigden die op de derde verdieping van het totaal vervuilde grondwater geen directe last hebben. Dat is de toeleg van D66. Ik neem aan dat Kaag dat niet inziet. Maar Sjoerd Sjoerdsma en Paternotte wel. Die worden dan partner bij Van Drimmelens Vastgoedbedrijf ter schoning van het landschap. Dat heeft dan inmiddels ook wettelijk een semi-publiekrechtelijke statuur gekregen. Sjoerd is overheidsorgaan. Laat de boeren maar dorsen.