Zo waren de Angelsaksen pro-actief bezig het krijt te vegen voor de eindstrijd omtrent dat zelfstraffend hof. Effectief, efficiënt, openlijk en vaak onuitstaanbaar arrogant. Het Angelsaksisch recht was immers superieur, dat moest iedereen met gezond verstaan toch ruiterlijk erkennen, daarover hoefde toch eigenlijk niet verder gediscussieerd te worden? Goed, de Fransen hadden destijds in de naweëen van hun revolutie van 1789 óók wel een herkenbare rechtstraditie opgezet via hun wetboeken, waaraan de bloedbaden van Maximilien Robespierre nog zichtbaar rookten. Met hun eigenaardige abstracte wetsvoorschriften ter borging van een centralistisch gezag, hun rigide legaliteitsprincipes en hun overdreven neiging om overal maar gelijkheid, vrijheid en broederschap te zekeren zonder enige pragmatische grondslag.
De USA-delegatie erkende dat de Fransen in dit opzicht een mondiale mission civilisatrice niet te ontzeggen was geweest, een beschavingsoffensief waarbij overigens op buitengewoon dun ijs was geschaatst en bajonetten hadden gediend als overtuigingsargumenten. Het Franse systeem hield echter geen rekening met de organische wordingen van de rechtsovertuigingen, de differentiatie van de meerderheidsopvattingen per continent, het feit dat de volkssoevereiniteit in reincultuur nooit bestaan had en vooral dat zonder adequate tegensprekelijkheid nergens recht gevonden zou kunnen worden. Parijs liep overal te pleiten voor een mogelijkheid van verstekprocedures, geheime rechterlijke vooronderzoeken bij een onderzoekrechter, versnelling van rechtszittingen met beperkt appèl, maar, zo zeide de leider van de USA-stam ronduit, elke jurist wist toch eigenlijk heel goed dat dit symptomen waren van een rot en geperverteerd systeem, dat alleen leidde tot volkstribunalen voor een comité de salut public dat alleen maar zondebokken kon en wilde slachten?
Parijs had altijd slechts een oppervlakkig en kunstmatig standrechtelijke politierecht in zijn koloniale gebieden weten te introduceren, waarbij de volksovertuigingen ter plaatse als betekenisloos terzijde waren geschoven. Het was altijd een dwangstelsel geweest dat geïntroduceerd was door een overweldigend volksleger met het betoverend slagerslied – De Marseillaise – op de korstige lippen, gereed tot brandschatting van de ongelukkigen ter betaling van de astronomische bezettingskosten. De Amerikaan van dienst die in de diverse werkgroepen voor specialistische onderwerpen deze zienswijze nader onderbouwde wist prachtige voorbeelden te geven en omdat deze groepen nooit vertolkt werden en dus werden gevoerd in het steenkolen-Engels van de VN kon de Franse vertegenwoordiger, die dat kunstmatige taaltje nooit helemaal machtig bleek te zijn en steeds meer begon te lijken op Inspector Clouseau uit Peter Sellers onnavolgbare Pink Panther-serie naarmate hij zich meer opwond, dat nooit goed pareren. En het hielp echt niet dat de leider van de Franse delegatie, luisterend naar de significante naam Hubert Légal, later in de officiële PrepCom Plenary daarover wijdlopig kloeg, bewerend dat Washington en Londen samenzwoeren om Frankrijk te braveren en in zijn hemd te zetten en de hemel tot getuige aanriep dat het een schande was dat dergelijke discussies niet konden plaatsvinden in het kristalhelder Frans dat nu eenmaal de enige taal was waarin wetenschappelijke gedachtenwisselingen enig niveau konden krijgen. De zaal placht dat meesmuilend aan te horen.
Want de meerderheid van de delegaties vond al dat ze op achterstand stonden omdat ze gebruik moesten maken van een vermaledijd soort Engels waarin ze maar niet thuis konden raken wegens allerlei onbegrijpelijke neologismen. Die waren bedacht door de International Law Commission en kwamen neer op verouderde Oxford-dictionary-uitdrukkingen. Delegaties kwamen daarover bij de Nederlandse desk in die grote zaal verhaal halen en tevens solliciteren naar baantjes bij dat zelfstraffend hof. Want Nederland scheen gastland ervan te worden. Het zou dus in dit opzicht wel wat te bieden hebben. Er waren interessante schaalperspectieven, fiscale priviliges, immuniteiten en secundaire emolumenten aan verbonden, zo ging het steeds hardnekkiger gerucht. Omdat ik steeds achter die desk te vinden was kwam men met die klachten, verlangens en gehinderdheden ook bij mij.
En zo hoorde ik dan ook vroegtijdig dat Bejing, Djakarta, Moskou en Tokio het wel leuk vonden dat Parijs zo afgedroogd werd, vaak op droge en humoristische wijze wanneer een expert uit Whitehall was ingevlogen. Maar tevens beklemtoonden zij dat zij niet van plan waren te accepteren dat dat zelfstraffend hof een Westerse juridische voorpost zou worden in de regio die zij geopolitiek als de hunne claimden. Iedere keer als Neurenberg weer als lichtend precedent werd aangehaald kreeg ik dat te horen. Het was goed voor mijn Legal English en ook voor de vaardigheid om de verschillende linguïstische hobbels te herkennen die vooral Aziaten moesten overwinnen om Engels met een westerling te spreken. Terwijl mijn Engels op dat moment ook niet best was. Blij, dat u dat nooit gehoord hebt, in die begin-tijd. Héél blij.