De aangevers verwijten BoJo dat hij zijn ambtsbediening als premier misbruikt door een plichtmatig vaccinatieprogramma te doen uitvoeren ten laste van de Britse onderdanen dat gevaarzettend is voor de biotische integriteit van het menselijk lichaam. Het programma heeft een wijde actieradius, is systematisch in faseringen opgezet en de onderdanen worden met dwang genoodzaakt zich eraan te onderwerpen. Ik vat het allemaal maar even samen. Ik maak er tenminste een strafrechtelijke consistent verhaal van, dat tenminste voldoet aan de minimale eisen van een strafrechtelijk schuldverwijt in de zin van het Statuut onder de parapluie van artikel 5.
De wartaal die de aangevers bij elkaar hebben gebracht in hun klacht geeft mij toch een basis om deze omschrijving te geven. Ik kan het. Dus die Britse aanklager Khan óók. Die helemaal, omdat de artikelen 5-8 echt verlopen in het Angelsaksische juridische jargon. Het feitencomplex is defectueus, dat is waar, maar tot deze waardering in aansprakelijkheidstermen kan de common law-jurist komen. Nu mag het Hof alleen rechtsingang verlenen als er geen nationale jurisdictie beschikbaar is, effectief kan zijn en tot tenuitvoerlegging vatbare uitspraken kan leiden. Dat is het complementariteitsbeginsel, waarvan ik al repte.
De nationale jurisdictie moet available, effective en sustainable zijn. De Aanklager moet kijken of die er niet is. Pas dan mag hij in behandeling nemen. Maar zulk een rechtsmacht ten laste van BoJo bestáát. Sedert 1788 kan een premier op een tenlastelegging van het lagerhuis ingedaagd worden bij het hogerhuis. Als hij zijn ambt gebruikt om inbreuken te maken op de Engelse constitutie, een ongeschreven allegaartje van uiteenlopende gewoonterechtelijke regels van staatkundige strekking. Dan gaat het vooral om krenkingen van de fysieke bewegingsvrijheid, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke onschendbaarheid zoals deze sedert de Magna Charta van 1215 door Engelse Crown Courts bevestigd zijn.
Als het lagerhuis vindt dat de premier zijn macht aanwendt om op deze grondrechten inbreuk te maken zonder machtiging bij de wet – Act of Parliament – moet dat huis een motie aanvaarden waarin de premier verwezen wordt naar de Law Lords die daarop rechtsingang moeten verlenen en collegae moeten aanwijzen die over deze tenlastelegging moeten gaan zitten. Dat is wat de Engelsen zijn gaan noemen: de ministeriële verantwoordelijkheid jegens de volksvertegenwoordiging. Bij de Glorious Revolution is dat systeem geactiveerd, nog wel door koning-stadhouder Willem III. Die rechtsmacht hangt de premier als een zwaard van Damocles steeds boven het hoofd. Iedere premier. Churchill óók en die heeft er somwijlen nog last van gehad óók. Er is dus jurisdiction at the national level available. Als het lagerhuis de aangifte wil doen, die de private aangevers waar we het hier over hebben eigenlijk op het oog hebben — als ze een zier gegeven hadden om het Britse recht. In de aangifte natuurlijk geen wóórd daarover.
Toch is deze complementariteitsdrempel een hobbel die ze moeten nemen, óók wanneer ze zich, zoals ik ze zou aanbevelen, willen wenden tot de Vereniging van ICC-partijen. Khan kan er evenmin omheen, maar hij zou kunnen speculeren op de mogelijkheid dat die motie het nooit zou kunnen halen op basis van de huidige politieke verhoudingen in het lagerhuis. De Conservatieven zouden de motie torpederen, bijgevallen door de liberalen en misschien ook nog wel socialisten. Zou Boris een echt executabel eindvonnis kunnen verwachten op die motie? Niet waarschijnlijk. Wederom: daarover zou geen eenstemmigheid verkregen kunnen worden binnen de kamer die samengesteld zou moeten worden door het hogerhuis. Is daarom deze jurisdictie niet effectief in de zin van het Statuut? Dat zou zeker pleitbaar zijn. Arguable but rather debatable. De Duitse advocaat die de aangifte heeft mogen formuleren wijdt er geen woord aan.