Maar het duurt wel even voordat je er helemaal gerust op kunt zijn dat het dak echt waterdicht is, voorlopig, rondom de dakkoekoekaanhechting. Houdt de teerlaag wel? Ik had veel grint en aarde weg moeten scheppen, met het gevaar dat ik ook de wortelstructuur zou aantasten van de bodembedekkingsstruiken die inmiddels een groot deel van het plat en de schuine dakopstanden hadden overwoekerd. In april gingen deze struiken toch de bloesem dragen die de lente aankondigden, zodat ik verder durfde toe te tasten door plasticrollen te ontplooien en daarop weer een grintlaag aan te brengen.
In mei bracht ik de eerste geraniums naar buiten, zodat het platte dak weer de allures ging vertonen van de oase die ik steeds beoogde. Veel rode bolle bloesems van deze oerbloemen, die als geen ander de hitte kunnen dragen die rode dakpannen genereren bij temperaturen van boven de vijfentwintig graden Celsius. Tot diep in de avond blijven deze dakpannen gloeien zodat de ringwaterleidingen dampend gaan sissen terwijl ze de potten bewateren via een wondervol druppelmechaniek. Met tijdklok en afsluiter.
De teerlagen bracht ik nu toch ook aan op de tuindeurenopstanden, want ook daaronder was het hemelwater doorgedrongen. Tot in mijn studeerkamer toe. Een korte vorstperiode deed verder de waterleidingen barsten die de aanliggende buurtgenoten hadden aangebracht op hun uitbouwsels die kennelijk bestemd waren voor de aanwas van het kindertal. Deze leidingen waren lukraak buitenom aan de poorttoegangen naar het dak aangehecht zonder dat een tussenkraan voorzien was, zodat ik nu uit dien hoofde op mijn dak weer grote hoeveelheden klaar leidingwater te verwerken kreeg. Dat uiteraard ook weer nauwelijks afvoerbaar bleek.
Ik moest nu overal aan de straatzijdes gaan aanbellen, om te traceren waar deze breuken zich voordeden. En ik ontwaarde dat een belangrijk deel van de nieuwe bewoners onze schone moedertaal niet alleen niet bij enige benadering machtig waren maar ook niet beschikte over enige vaardigheid in het te Den Haag gangbare steenkolenengels. Het duurde lang voordat het euvel van de gebarsten leidingen bestreden was. Veel wijswerk, gebarentaal en veel starnakel onbegrip dat het Nederlandse klimaat zo onbestendig is, dat een felle vorstperiode meteen opgevolgd kan worden door stekende zonperiodes waarbij men veel zonnebrandolie moet bezigen om kankervrij te blijven naar ziel en lichaam.
Steeds meer kinderen op de daken. Dat verried toenemend kindergejoel op de iele balconaanbouwen mij reeds vroegtijdig. En óók dat de ouders hun kroost kennelijk daar lieten verwijlen zonder enige bewaking achter hekwerken dat nauwelijks enige tegendruk kon doorstaan. Gerammel van pannen, potten en bestek deed nu ook beseffen dat de vele Angelsaksische expats van oordeel waren dat barbecueën op deze fragiele uitbouwingen een goede tijdspassering vormen en rookwolken verrieden evenzeer dat, gelijk normaal, veel vleeswaren duchtig geschroeid werden opgediend.
Nadat het homofiele echtpaar van drie dakdeuren verderop noordwaarts de miniatuur van de Hollandse stelmolen met draaibare kap echter in wiekende beweging had weten te zetten in de fraaie en vooral romantische feeërieke daktuin vol schitterende lampjes en voor het eerst ABBA bij dat echtpaar krachtig schalde uit diverse handig verscholen luidsprekers over liefde die niet begrepen werd en dus ook niet beantwoord, durfde ik mij te zetten in mijn oude houten leunstoel met Hindelooper motief. Nog niet met korte broek, dat niet, maar wel met een T-shirt. En ik voelde mij een waarlijke primula veris. Op een geteerd dak. Zonderlinge combinatie. Een leven zoals bedoeld. Alleen wordt die bedoeling nooit duidelijk.