Derogatiepolitiek

Uiteraard wil het nieuwe kabinet voorzien in een nieuw aanpak om te Brussel derogaties binnen te slepen van de diepingrijpende arrangementen en wetsbesluiten die nodig zijn om het natuurherstelplan dat de Europese Unie voor decennia voorziet te kunnen realiseren. Derogaties: vergunningen of ontheffingen van verplichtingen die uit dat plan en die besluiten voortvloeien.

Vergunningen zijn generiek: je krijgt permissie om een rechtmatige toestand die afwijkt van het plan in het leven te roepen of te laten voortbestaan. Ontheffingen zijn excepties op zo’n plan die tijdelijk toch het recht geven aan de lidstaat op een in principe wederrechtelijke toestand die al bestaat te doen voortduren. De excepties zijn altijd op Ad Hoc basis.

Ze moeten beperkt uitgelegd worden en mogen zeker geen analoge toepassing vinden: de ontheffing brengt niet mee dat je een vergelijkbare toestand als die, waarvoor je de ontheffing kreeg, óók maar mag laten voortbestaan omdat deze toestand naar aard, strekking en reikwijdte van ongewenste gevolgen gelijkwaardig is als de in de ontheffing genoemde toestand. Bij vergunningen is een analogische toepassing wel toegestaan en mag extensief teleologisch geredeneerd worden betreffende het toepassingsbereik.

Je mag dan zeggen, dat het doel dat de vergunning expliciet noemt ook andere, nog niet bij de derogatie-aanvrage genoemde, toestanden rechtvaardigt tenzij Brussel alsnog aangeeft dat die rechtvaardiging er beslist niet is, zulks met toereikende redengeving. Er is alle aanleiding om voor de agrarische sector een nieuwe derogatiepolitiek te ontwikkelen, eventueel met terugwerkende kracht.

Want de derogaties werden nu steeds aangevraagd door gremia die helemaal niets wilden weten van dergelijke ontheffingen reeds omdat het natuurherstelplan onvoorwaardelijk prioriteit in de Brusselse belangenafweging behoorde te hebben, met voorbijgaan van de uniciteit van de oppervlaktegronden die in Nederland in bewerking zijn voor intensieve agrarische doeleinden.

De ambtenaren die de derogaties moesten inleiden waren, stomweg gezegd, anti-agrarisch. De boerenstand moest verdwijnen, ze was het ongeluk der Nederlandse natie. De boer gold als volksvijand, kort door de bocht. Dus werden geen data aangedragen bij de aanvragen die de vergunningen of ontheffingen uiteindelijk zouden kunnen rechtvaardigen. En dus werden ook de forfaitaire fosfaatquota opgegeven per hectare in gebruik zijnde oppervlakte percelen die in 1983 al waren vastgesteld ten behoeve van de interim-wetten die leidden tot abrupte uitrijverboden volgens de Meststoffenwetgeving die – ook al vroeg Brussel daar beslist niet om – ook onmiddellijk strafrechtelijk op misdrijfniveau gehandhaafd moesten worden, zelf met bijpassende daderschapspresumpties: de boer werd geacht fosfaat uitgereden te hebben naar rato van de door hem in omloop geteelde varkenseenheden, ongeacht de aard van de gebezigde voedingsstoffen.

Op die basis werd ook de Mestbankboekhouding door de Algemene Inspectiedienst samengevat bij de geschakelde bewijsredeneringen ten nadele van de boer en zijn onderneming. Dat die boer fosfaatarm kon voeren en zelfs daarvoor subsidie kon krijgen, werd niet in aanmerking genomen en evenmin dat ook deze presumptie bepaalde beperkingen had, voortvloeiend uit het onschuldvermoeden ex artikel 6 EVRM.

De Inspectiedienst legde jaar na jaar deze data over aan de ambtenaren van Landbouw in Den Haag, die brachten het via de permanente vertegenwoordiging in bij de desbetreffende Eurocommissaris en die kreeg dus een uiterst bezwarende reeks data voor de neus die een afwijzing van de derogatie op het eerste zicht eigenlijk al rechtvaardigde. Ik gaf al aan dat de grondwatergetijdenstand in de Nederlandse moerasdelta nooit zelfstandig bij de commissaris als datum werd ingebracht en dat bij eb veel vervuiling via ondergrondse sprangen zeewaarts wordt gevoerd via beken en rivieren die met die sprangen communiceren.

Oostenrijk heeft een dergelijke ondergrondse getijdengang met dergelijke aanmerkelijke verschillen bij eb beslist niet. Dat komt als het ware omdat Oostenrijk een bergland is, zal ik maar zeggen. Daar heb je weinig eb en vloed. Wel lawines, die heb je in onze moerasdelta weer niet. Vroeger had je daar kruiend ijs. Maar tegenwoordig niet meer. Merkwaardig is dat. Zou dat komen omdat de winters veranderen?

Ik denk eigenlijk zeker te weten dat alleen in de Vlaamse Westhoek een dergelijke ondergrondse getijdengang te traceren is met vergelijkbaar lozingseffect. Ik verwijs nu even naar mijn blogs https://gerardstrijards.nl/europese-bovenzinnelijkheden/ en https://gerardstrijards.nl/sander-smit-op-de-radio/. Verder wijs ik op de getijdenwisselingen die in de Maasvallei anders zijn dan die in het overlaatgebied rondom de Waal. En zo voorts. Dus: er is muziek in het refrein dat op dit punt door het nieuwe kabinet kan worden aangeheven. Brussel is gedesinformeerd door ambtenaren die, wat het klimaat betreft, zeker wisten dat ze aan de goede kant stonden. De kant van Groen Links. Daarop waren ze ook aangenomen. Dan pasten ze in het team. Bij Landbouw. In Den Haag. U weet wel. Zie voor het meststoffendrama historiografisch de blogs https://gerardstrijards.nl/het-boernprotest/ en volgende tot en met https://gerardstrijards.nl/massale-brabant-hallenprocessen/