Nadat ik gisteren urenlang op de ramplank had zitten timmeren teneinde mijn hersenspinsels om te zetten in leesbare Blogs leek het geraden toch maar eens tussen de regenbuien de straat op te gaan. Een mens moet bewegen om obesitas te bestrijden en verder ouderdomsziekten preventief eronder te houden. Al lukt dat uiteraard uiteindelijk niet.
Verder had ik ook wat inkopen te doen bij Appie Heijn, de buurtsuup, maar dan op het tijdstip dat de leerlingen van allerlei middelbare schoolinrichtingen niet staan te dringen bij de ingang. Zulks om inkopen te doen voor de lunchpauzes en snacks, te verorberen bij gelegenheid van de wisseluren die roostertechnisch niet in te vullen bleken voor het schoolmanagement. En er zijn verbluffend veel van dat soort uren, sedert ook middelbare beroepsscholen zich hier in deze wijk aan de singels gevestigd hebben.
Het was dus toch onverwacht druk. De dienstregelingen van de onderwijsinstituten zijn niet echt duidelijk te voorspellen. Er stond een vriendelijke oudere jongere bij de ingang, die mij taxerend opnam. Hij schatte mij aannaderbaar – ik moet toch eens denken aan een wat norser uiterlijk, dat staat vast, al heb ik vaak imponeerhoeden op – en deelde mij mede dat het vandaag “homofielendag” was.
Wist ik wel dat over heel de wereld homofielen bedreigd werden? Was mij dat duidelijk? Hij was aangesloten bij de Verenigde Naties, de UNHCR – de hoge commissaris voor vluchtelingenzaken bij deze universele veiligheidsorganisatie – en kon mij daarover uitvoerig en bloedstollend inlichten. Hij liet mij nu een geplastificeerde pas zien en begon aan dramatische beschouwingen over de toename van ideologische terreur, uitgeoefend op een kaste die hij, zonder het te willen, als een soort bedreigde diersoort op de Galapagosgroep omschreef.
Het was, zo benadrukte hij met klem, allemaal niet best. Ik moest solidair zijn. Maar hij kon geen contant geld aanpakken, zei hij waarschuwend, ik moest, hier en nu, een machtiging uitschrijven voor tenminste één rafelig bedrag maandelijks automatisch overschrijfbaar. Daar voelde ik niet voor. Ik wilde contant dokken, al vond ik de definitie van de doelgroep erg vaag en te wijd toepasselijk.
Er zijn homo’s die valse relnichten zijn, jaloers en geneigd tot intriges dat het hoest, en die wil ik niet subsidiëren. Kleinzielig, dat is waar, maar ergens moet ik toch als grijze kleine ambtenaar nog iets over hebben uit de bloemrijke periode van de zestigerjaren-revoltes van een zeker zelfbestemmingsrecht. Ik wilde een biljetje van vijf Euro doneren, vooruit dan maar, dat had ik ook voor de preservatie van de honingbij over die in het wild niet meer voorkomt, maar daar stokte mijn grensoverschrijdende liefdadigheid.
Dat was lief, zei de ander — ik kan aan deze veel te intieme uitdrukking maar niet wennen, lief, verdomme, dat zeg je tegen je prille verloofde als ze het jurkje aanheeft dat je haar mooi vindt staan – maar daar had hij niets aan en hij mocht het niet aannemen. Daar stonden we: mislukte SALT-besprekingen. Scholieren gingen er zich nu mee bemoeien met beschouwingen over van torens af te storten homo’s, dus we braken in het belang van de openbare orde, rust en veiligheid maar op, nu de overheid nergens meer voor in staat.
Maar om het hoekje stonden vele politiemensen. Ze hadden folders. Mooie druk, goeie belettering en fraaie afbeeldingen. Ze noodden tot afhoudende voorzichtigheid bij het openen van deuren voor onbekend bezoek, het afgeven van de pinpascode aan derden, het hebben van een te hoge bankrekening in het algemeen. En vooral tot terughouding bij straatcollectes voor duistere doelen te realiseren door nog duisterder organisaties.
Ik dacht dat ik daarnet daarvan dan een mooi geval had meegemaakt, juist om de hoek, bij al die dooreengeworpen fietsen. Want de scholieren zetten ook nog niet eens hun dure rijwielen in de klemmen die daartoe opzettelijk door Appie zijn aangebracht. Hun vaders zijn er goed voor.