Geer en Goor

Wij zijn in het Haagse stadsbeeld vermoedelijk twee ouwe mannetjes. Stakkertjes, wellicht, wie zal het zeggen, maar in ieder geval lieden buiten enige mededinging. Ik ben, sedert mensenheugenis, ome Geer. Ik ben bekend vanwege de antiekmarkten op Plein en Lange Voorhout. Ome Geer wordt geraadpleegd over oudere boeken, tenminste uit de zeventiende eeuw, waarover de antiquaren het onderling niet eens kunnen worden wat betreft prijsstelling, herkomst en inhoud.

Ik ken namelijk het alleenzaligmakend Latijn, de taal van God zelf zoals iedereen weet, en kan daarom titelpagina’s, jaartallen, drukkersmerken en opschriften makkelijk herleiden en vertalen. Oud is oud, wat maakt het uit, en daarom kan ome Geer ook wel de prijs schatten van een klemmende notenhouten armoire, een kromgetrokken flapoortafel en beoordelen of een schilderij echt van de Haagsche School is.

In het begin kon ome Geer dat niet, maar sedert door zijn tussenkomst belangrijke drukken konden worden weggezet aan argeloze Aziaten, Amerikanen en Russen tegen woekerprijzen hebben de marktkooplui besloten dat ome Geer verstand heeft van alle artefacten van vóór 1900, dat scheelt tijd en moeite. Ome Geer krijgt dan gratis koffie en koek en moet verder niet moeilijk doen.

Sedert vijf of zes jaar krijgt Geer op deze inspecties die vroeg aanvangen, gezelschap van een gepensioneerde directeur van de contraspionage bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Die heette voordien agent 327 onder de kooplui, omdat hij nogal geheimzinnig deed over zijn ambtsbezigheden. Hoe moet men contra-spioneren? Dat willen de marktmensen weten. Dan kunnen zij het óók. Dat is nooit weg. Vooral in een verlept huwelijksleven kan dat baat hebben. Maar de ex-directeur laat nooit niks los.

Deze aan de kant gezette geheim agent kan moeilijk slapen. Sedert hij het ritme, de structuur en de regelmaat van het contraspioneren kwijt is – en dat is toch al lang – weet hij met zijn dagen geen raad. Ze komen om, dat staat vast, en daarbij is het divertissement van het opzetten van de antiekmarkt een wekelijks hoogtepunt.

Dat start tegen zevenen in de ochtend, als de halsbandparkieten agressief kwetterend in drommen komen overvliegen  op weg naar hun uitvalsbases in de binnenstad. Ze schijten dan de kramen onder en de graaiende klanten die op koopjes tuk zijn. Een natuurverschijnsel dat de Hagenees tegenwoordig node missen zou, evenals het duo Geer en Goor, want waar Goor is, moet ome Geer ook ergens uithangen. Deze voormalige chef van de nationale veiligheidsdienst wordt mitsdien bij implicatie – omdat er nu eenmaal een Geer is – aangeduid als Goor. Goor is daar nog niet zo lang achter. Het bevalt hem niet, want Goor, dat is zekere Gordon. Een soort van zanger. Op de verrekijk. Maar ook een duidelijke homo, die graag rellerig acteert. Iemand waarop deze ex-directeur niet wil lijken en waarmee hij ook niet geassocieerd wil worden. Hij is immers een echte vent, deze ex-directeur, hij heeft heel wat vrouwen versleten en zoop als een ketter. Maar toch heeft hij het niet verder gebracht, blijkt nu, dan een Goor te zijn.

Geer en Goor kwamen daar inderhaast achter toen een uiterst bevallige jonge meid langsfietste die, het onzalige duo passerend, breed lachend omkeek en uitriep “Hee, Geer en Goor! Kommen jullie straks een bakkie doen?” Dit gezegde houdt in dat Geer en Goor gratis en voor niets koffie kunnen bekomen in het barretje dat deze dame aan de Hooigracht drijft en dat al vroeg open blijkt te zijn. Het staat op een uiterst schilderachtig punt aan de kromming van twee kruisende grachtjes en ontsluit zeer, zeer vroeg de luiken.

De koffie is er goed, met een knapperige randversnapering. Maar het was voor Goor toch een teleurstelling, dat hij Goor bleek te zijn. Hij was erg hoog geweest en heel belangrijk. Geer niet, die had nooit leiding gegeven. Maar die was nu toch Geer, zonder dollen. Zo zit het leven vol teleurstellingen. Terwijl Goor zelfs een eigen dienstauto had gehad. En Geer alleen maar een fiets, zeg nou zelf. Wel een mooie, daar niet van, maar met een fiets kun je niet vóórrijden. En dat had Goor toch lang gedaan. Over Geer en Goor gaat dit waargebeurde verhaal.