De westelijke euforie steeg tussen 1993 en 2001 met de betrekking tot de mogelijkheden die het Permanente Hof zou kùnnen hebben binnen het spanningsveld van de interstatelijke publieke rechtshandhaving. Deze emotie steeg ten top, omdat het oppermachtige Rusland zich kennelijk als een lam ter westerse slachtbank scheen te laten leiden. De gedachte vatte steeds meer post in New York, binnen de gremia van de PrepCom die zich in allerlei geheimzinnige subcommissies lens zat te vergaderen in de kelderruimten van UN-Headquarters dat het Hof een fraai instrument kon worden om de westerse rechtsopvattingen over de hele onontgonnen wereld in het Verre Oosten te exporteren, met zachte drang. Via cursussen in het internationale strafrecht.
Dat was een gloednieuw vak dat de toekomst scheen te hebben. Het omvatte het interstatelijke substantieve recht, het internationale strafmachtsrecht, het supranationale institutionele recht van de organisaties die dat zouden gaan toepassen, en het rechtshulprecht dat van alle staten verwacht werd wanneer dat Hof rechtsmachtvaardig zou worden. Het interstatelijke substantieve recht codificeert de strafrechtelijke aansprakelijkheidsgronden en geeft de opsomming van de delictsomschrijvingen die daarbij horen op. Het strafmachtsrecht bepaalt de heerschappij van het nationale strafrecht, waarbij het territorialiteitsbeginsel hoofduitgangspunt behoort te zijn. Tenminste, zo dacht men doorgaans in het schemerig basement van Headquarters aan de First Avenue dat voor de vale alchemisten van het nieuwe recht nu waarachtig op zaterdagochtend vroeg de poorten opende.
De ontwikkelingslanden hadden geen delegatieleden genoeg om daarbij te zijn. Dat scheelde weer en bevorderde de zo noodzakelijk eendracht waarop de Angelsaksen altijd al bleken te hebben gerekend. Het institutionele recht positiveert de regels voor de instituties waarvan het Hof zich moet bedienen. Het kantoor van de Openbare Aanklager. De positionering van de rechtsingangkamer, de rechters in eerste aanleg, de beroepskamer, de revisie-kamer. De Balie, de Victims and Witness-Unit, de verslaggevingsinstellingen, de griffie, de transportafdelingen, de forensische ploegen, de detentie-inrichtingen. Er kwam nogal wat bij kijken. Nederland had er, omdat het als gastland het ICTY al slagvaardig scheen te hosten – een nieuw werkwoord met onpeilbare dimensies – al veel praktische vaardigheden proefondervindelijk mee ontwikkeld. En het deed dat geweldig. Dat droeg het in ieder geval uit. Uiteraard. U had niet anders verwacht. Van uw centen, overigens.
Basisuitgangspunt was dat dat Hof waarachtig óók nog eens een principaal orgaan van de VN zou worden, net als het International Court of Justice in het Haagse Vredespaleis. Dat dat vooronderstelde dat het UN-Charter dan volledig opengebroken zou worden, dat werd voorshands als bezwaar weggerangeerd op doodspoor. Dat zagen we dan later wel als PrepCom. Het Westen had nu de loop der geschiedenis mondiaal in handen. Iedereen die de polsslag der tijden aanvoelde zag dat in. The End of History. Of Mankind. Neen, we hadden niet kleiner. Het mocht zelfs wel een onsje méér zijn, slager. De klop van de pols was neo-liberaal afgestemd, tenminste, iedereen die zuiver bloed door d’áádren had stromen voelde dat aan tot in zijn tenen. Dat was de boventoon. Wie daaraan twijfelde was dissonant en hoorde uit het orkest dat het basisthema in contrapunt deed grommen verwijderd te worden. Met kracht.
Het Hof zou pas recht wijzen als er geen nationale jurisdicties beschikbaar, bereidwillig en effectief waren om de door het concept-Statuut verlangde vervolgingen tot een goed einde te brengen. Dat concept was nu bekend als het Grote Telefoonboek. Niet te hanteren. Inmiddels hadden we ook een nieuw woord bedacht voor de jurisdictiegrondslag van het Hof: complementariteitsbeginsel. Rule of complementarity. Wat dat nu precies was, daar kwam geen eenstemmigheid over. Ook al vanwege de botsende rechtsmassieven die ik hierboven al zijdelings aanduidde. Wanneer is een nationale rechtsmachtkring not available, not willing or ineffective? Dat werden de gloeiende sintels waaraan de PreCom zich maar niet wilde branden al stookten de ambtenaren het kampvuur huizenhoog op.
Er was geen Akela die tussenbeide kwam en de welpjes de petroleumflessen ontfutselde. Het was gezellig om zo de aardappels te poffen en de maiskolven te garen. Brandschade was voor de toeleveranciers van veldvruchten en houtopstanden. Het Hof zou beslissen over de nationale opstellingen. En dus oordelen of een staat unwilling was of ineffective. Dat hield mede in dat die staat een rascalstate zou zijn. Het Hof zou aldus een jurisdictioneel clearinghouse zijn. Het zou de bokken van de geiten scheiden. Een middel om gefaalde onbetrouwbare staten te markeren, eventueel als pario’s. Een schurkenbende. Washington, dat altijd wist waar de schurken zaten, wreef in de knoestige hopman-handen.