ICC als jurisdictioneel clearinghouse

Het ICC zou aanvankelijk, in 1946, optreden als rechtsopvolger van de twee militaire tribunalen te Neurenberg en Tokio aan wie specifieke rechtsmacht was opgedragen tegen de staatsrechtelijke hoofdaansprakelijken voor het ontketenen en voortduren van wat we de Tweede Wereldoorlog zijn gaan noemen.  Overigens weer een mondiale reeks geweldplegingen die de reputatie van Het Westen, inzonderheid het blanke ras, vermaard om zijn superioriteit op bijna alle terreinen van menselijke vaardigheden, bij de rest van de wereld bepaald niet ten goede kwam. Net als bij de eerste Wereldoorlog. Zie: https://gerardstrijards.nl/rechtsmachtkring-van-het-permanente-strafhof/ en voorts https://gerardstrijards.nl/trinidad-tobago-neemt-in-1993-de-leiding/

Het ICC zou dus volledig Angelsaksisch ingericht zijn naar procesrecht en eigenlijk ook wel naar materieel strafrecht. Stalin had er wel moeite mee, maar vond deze merkwaardige liturgische afhechting van deze periode van geweldpleging ook verder maar een paskwil, hij had andere katten te geselen. Het Westen dacht, net als in 1989, dat het verder toch de mondiale hegemonie en dus de bijbehorende effectieve doorzettingsmacht zou houden, dus dat denderde door. Dat bleek in 1956, bij het inzetten van de Suezcrisis en bij de Sowjetoverweldiging van Hongarije zomede bij de succesvolle afronding van de Bandung-conferentie een dwaalweg en eigenlijk ook een stomme streek. Maar het duurde tot 1972 voordat dat Westen dat eindelijk dóórkreeg.

Het zette het ideaal van het ICC als principaal UN-orgaan opzij. Het ervoer tot zijn verbazing in 1993 dat een statenmeerderherheid toch ruimte zag voor zo’n supranationaal hof, maar dan niet met prioritaire rechtsmacht. Maar met een leemtevullende, dus subsidiaire jurisdictie. Als geen andere staat bereid was zijn rechtsmacht uit te oefenen als zaakwaarnemer voor de mensheid: if no national jurisdiction is available, willing and effective. Zo vinden we dat steeds terug in het ICCS maar nooit in een afzonderlijk begripsbepalend artikel van het Statuut zelf.

Maar in de toelichtingen vooral die in de non-papers die toch officieel uitgereikt werden destijds bij de voorbereidende zittingen van de ambtelijke prepcoms in New York aan de media, de non-gouvernementele organisaties en de academici die hier hun proefschrift kwamen schrijven, vaak op basis van interviews met de delegaties. Die dan ook weer hun instructies lieten lezen of toegaven, dat ze het ICC geen prioriteit toedachten bij het aanwenden van universele jurisdictie. Wat ICC moest worden, was eigenlijk allereerst een inventarisator van de mogelijke (conflicterende) rechtsmachtaanspraken van de staten, behorende tot de ICC-familie, gegeven een bepaald feit the supranational heinousness of which was hardly challengable according to international criminal (humanitarian) law. Was er een aanspraak available?  Dat betekende: had een staat inderdaad toereikende rechtsmacht geclaimd over het feit naar nationaal recht en gelet op zijn verdragspositie? Vervolgens: was die staat inderdaad serieus van plan deze aanspraak tot gelding te brengen? Ook in geval dat die staat daardoor mogelijkerwijs in enig jurisdictieconflict kon komen met andere staten?  Is de staat in kwestie willing?

En uiteindelijk: was die staat dan, desgevallend, bereid, over te gaan tot actuele snelle strafvordering met het oogmerk een voor tenuitvoerlegging vatbaar eindgewijsde te doen vellen ten laste van de verdachte, ter terechtzitting aanwezig? Want een veroordeling bij verstek zou niet toereikend zijn voor de geldigheid van de aanspraak: een belangrijke staten meerderheid wees de verstekprocedure af als zijnde strijdig met de beginselen van behoorlijk procesrecht. Een procedure bij ICC zou pas kunnen worden aanhangig gemaakt bij het tribunaal als de rechtsingangkamer had vastgesteld dat géén nationale jurisdictie beschikbaar, bereid en effectief was. Alleen dan is een aanspraak effective in het ICC-jargon.

Die kamer dus. Niet de aanklager, uiteraard. Die kon wel zoveel beweren, maar bij de vraag naar de voldoening aan de complementariteit speelden te veel rechtspolitieke afwegingsmomenten dan dat aan die aanklager kon worden overgelaten. En daarom zou een arrestatiebevel niet voldoende zijn om het ICC rechterlijk te activeren. Dat zouden alle ICC-staten steeds moeten betrachten. Het gastland óók, maar niet inzonderheid. Al zou het verstandig zijn als het zich juist in dit opzicht strikt zou houden aan zijn plichtmatige neutraliteit als facilitator van ICC. Het zou nooit vóór de troepen mogen uitlopen.