De rector-magnificus te Tilburg was als bedaagde bestuurder het eerste aan zet bij de bepaling van de houding van de universitaire overheid jegens de bezetters van 1968. Dat was de heer Cees Scheffer die hulpeloos en stuurloos probeerde kordaatheid uit te stralen. Scheffer had te maken met studenten die beweerden Marxistisch georiënteerd te zijn, maar verder ook te delen in de maatschappijopvattingen van Bakoenin, Trotski, maar dan, let wel!, in revisionistische zin in overeenstemming met de derde Komintern, Mao en ook nog de Frankfürter Schule, zij het niet volgens de dogmatiek van Gadamer. U wèèt wel.
Nu, aan Cees was wel te merken, dat hij het eigenlijk ergens niet wist. Maar gaandeweg ook dat de studenten het niet wisten. Scheffer wist niet best, wat hij in vredesnaam met deze vertegenwoordigers van het linksisme dat ook toen al niet te definiëren was, aan moest. Scheffer had geen precedenten tot zijn beschikking, want in Nederland had men nog nimmer te maken gehad met een universitaire bezetting. Ik verwijs naar de site van het Brabants Historisch Informatie Centrum, te beginnen met de link https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/het-heldendicht-van-de-tilburgse-bezetting-1969.
Het was destijds een absoluut novum, zo’n bezetting en zulk een afsluiting van academische gebouwen voor protestdemonstraties. De Maagdenhuisbezetting aan de UvA zou pas later plaats vinden. Deels in navolging van het Tilburgs liturgisch ritueel. U vindt via BHIC ook filmpjes waarin Cees de studenten ontvangt en met hen tot een gezamenlijke onderhandelingsstrategie trachtte over te gaan. De studs zijn zeer beschaafd, dragen duurdere confectiekleding en praten uiterst wel gearticuleerd: ze komen niet uit een woonwagenkamp en zijn ook niet herkomstig uit kringen van orgeldraaiers. Ze komen uit de betere klassen. Met hen zal het goed aflopen in dit leven. Maar met Cees niet. Dat hóór en zie je op die filmpjes al.
Studenten waren wel notoir lastig aan het begin van het academisch jaar, maar dat had steeds te maken gehad met de traditionele ontgroeningen, kroegjool en het versieren van lekkere meiden die in ieder geval doorgaans binnen de universitaire enclaves een zeldzame diersoort vormden. En met de bekende tegenzin om weer toe te treden tot de tredmolen van de per semester georganiseerde colleges. Die voordrachten waren, merkte ik meteen, ronduit belazerd slecht. De proffen konden niet goed spreken in het openbaar, hadden daarvoor ook nooit training gehad, waren betrekkelijk onpraktisch en konden daarom geen aansprekende voorbeelden geven en zagen studenten als hinderlijke volgers. Voor hun wetenschappelijke assistenten gold hetzelfde. Die moesten werkcolleges geven en die waren ook onnavolgbaar slecht. Deze docenten hadden het handboek maar wat samengevat in aantekeningen die ze probeerden voor te lezen via hun dictaten.
Daarover gebogen lepelden ze lispelend hun teksten op met veel keelschrapen en vaak zichzelf oeverloos herhalend, naarmate de studenten overduidelijk zich méér zaten te vervelen. En dus zaten te fluisteren, zwatelen en te klikken met hun multomappen. Mevrouw Bots-Bots die sociaal recht moest doceren begon steeds schriller te schreeuwen teneinde nog verstaanbaar te zijn. De zaak ontaardde dus in een bal tabarin.
Rector Cees (zeg maar “Cees” hoor!) dacht dat hij deze Marxisten en Bakoenisten, Maoïsten alsmede Revisionistische Neotrotskisten het beste kon behandelen als afgezanten van een Vreemde Mogendheid. Met de bijpassende immuniteiten, exempties en privileges. Behoedzaamheid was geboden. En het bezigen van links jargon. Dat Cees niet beheerste. Aldus zette Cees een trend. Die nu in 2024 leidt tot de voorzienbare bijpassende escalatie.