Op 9 april aanstaande is het Pasen. Pasen! Ik herinner mij goed de preek van pastoor de Beer op die van licht stralende dag. Hij had elk jaar dezelfde. Uit het hoofd geleerd uit het Tijdschrift “De Gewijde Rede”. Uitgegeven vanwege de Roomsch-Katholieke Kerkprovincie van Nederland. De Beer begon dan met “Pasen! Ja, het is Pasen! Pasen! De klokken hebben het uitgegalmd over de grootstad. Zij hebben gezongen over bossen, tuinen en heggen! Zij hebben geëchood tegen de massale wanden van de fabriekshallen! Zij drongen door in keukens, tuinkamers en slaapvertrekken! Ja, het is Pasen! Overal klonk hun verlossende bronzen stem. En gij, Beminden in Christus, hebt hun roep gehoord, gij zijt ter bedehuis getogen. Gij brengt thans door uw aanwezigheid de Alverlosser uw onmachtige eerbetoon. Want: het is Pasen!” Ik trachtte dan als knielengeltje niet te zien dat mijnheer Tempelaars, de hoofdcollectant en penningmeester der parochie, in de neus peuterde en het resultaat besmuikt afveegde aan het knielkussen van zijn statiebank. Want, ja, voorwaar, het was Pasen!
Dat was vroeger bij ons in Strijp een groot kerkelijk feest waar de hele parochie naar toeleefde. Omdat ik koster, acoliet en klokkenluider was had ik veel werk te doen in de kerk. Ik vond het echt een prachtige ritualistiek waaraan ik graag deelnam. Op Palmzondag hadden we een Palmpasen-optocht en werd het hele Lijdensverhaal gezongen door drie priesters in het Latijn. We hadden natuurlijk uit de buxusheggen op het kerkhof de mooiere takken gesnoeid, want de mensen dromden samen om die op te halen als palmtakjes achter het crucifix. Dat hadden zij thuis boven een binnendeur hangen. Het moest geen takje zijn uit een ligusterheg. Dat had onze Goddelijke Zaligmaker meteen in de gaten. Hoe druk hij het ook ging hebben, nadat hij het Heilig Misoffer had ingesteld op Witte Donderdag, hoezeer hij Judas al had ontmaskerd, die ligustertak had Hij meteen in de smiezen. Wie dat flikte was nog niet jarig. Die kwam in de hel. Ook in de Goede Week.
En we luisterden die middag naar de Mattheuspassion. Dat was plechtig en een hele zit. De deuren stonden meestal open, want de bloesem zat dan al aan de ribesstruik in de tuin. Witte donderdag met dat prachtige ubi caritas et amor, de gregoriaanse processiezang waarin het tabernakel geëxpolieerd werd. Ik luister er thuis naar, want ik heb er nog opnames van. Je hoort het niet veel meer. Het is een prachtige, innige en zwevende zang. Stampvol was het dan in onze Theresiakerk. Dat is nu allemaal vervangen, die liturgie kent niemand meer. Maar voor mij was het een feest van het sacrament dat op die dag toch was ingesteld door de timmermanszoon uit Nazareth. Het begin van een lineaire Heilsgeschiedenis tot aan het Laatste Oordeel. Jammer dat mensen tegenwoordig die mystiek niet meer ondergaan en de betekenis ervan niet meer kunnen ervaren. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw begon de teloorgang van de onvoorwaardelijke secularisatie. In mijn colleges over uitlevering neem ik altijd het proces bij Pontius Pilatus ten laste van Christus als typisch voorbeeld van het Romeinse strafprocesrecht, omdat Christus tenslotte als politiek delinquent door het Sanhedrin aan de Romeinse jurisdictie werd uitgeleverd ter fine van vonnisexecutie.
Maar de studenten weten niet eens meer wie die Jesus was. En waarom hij veroordeeld werd, niet als godloochenaar maar als ontkenner van de wereldlijke soevereiniteit van de Romeinse Keizer te Rome. Want daar ging het destijds om, bij de Landvoogd. Pilatus zag hem als de zoveelste hinderlijke Joodse blootvoeter die uitgerekend met Pasen het Romeinse bezettingsgezag kwam uittarten met opruiende leuzen. De studenten kijken of ze water zien branden: nog nooit van gehoord, professor! Of: who the fucking hell is this Jesus Christ? Zo ziet men dat de internationalisering van het academisch onderwijs nieuwe vergezichten opent. Perspectieven waarvan men niet had kunnen dromen. Het leven is, dat wil ik maar zeggen, ergens gewoon een feest. Het is wat te zeggen. Gezegende dagen. Dat gingen het worden, nadat Christus op Golgotha het hoofd gebogen had.