In de laatste week van de vasten leest de priester de vier lijdensverhalen van de Evangelisten Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes voor. Op de Palmzondag, waarin de intocht van Jesus te Jerusalem wordt verhaald, worden meestal drie voorlezers ingeschakeld die verschillende rollen vertolken in het hele passieverhaal volgens Mattheus. Als het kan moeten dat drie diakens zijn die voor hun voordracht eerst de zegen vragen van de celebrant. Ze gaan dan naar hun twee lezenaars en één neemt aan de altaartafel plaats. Degeen die aan de tafel staat zingt met lage toon de woorden die Christus zelf gezegd heeft. T. staat bij zijn Latijnse voordracht: traag T(arde). De links staande is de Chronista, hij zingt vlot C(elere) en de rechts staande geeft op hoge toon de gezegden van de apostelen, van de joden, van Pilatus en anderen weer, bij hem vindt men de aanduiding S(ursum), wat betekent: hoog.
De diakens moeten redelijk stemvast zijn en eigenlijk goed kunnen zingen en voordragen. Daar schortte het vaak aan. Men kreeg dat kennelijk niet goed onderwezen op de seminaria voor wereldheren die op de pastorieën plachten te vertoeven, want meestal waren bij deze drieledige voordracht de kapelaans de pineut. Vooral het Sursum zingen was een moeizaam karwei. Bij ons waren het de kapelaans die zich normaliter met het aalmoezenier schap van de verkenners en padvinders of gidsen en de oneindige geestelijke adviseurschappen in het parochiële verenigingsleven bezighielden die deze taakstelling moesten klaren. Ze rookten veel sigaren en mochten hem ook doorgaans redelijk raken. Daar nam, op huisbezoek, nooit iemand aanstoot aan. Maar goed voor de stem was het natuurlijk niet. De kerk ademde dan ook verlicht op als de heren met de Sursum-partij eindelijk hun karwei geklaard hadden, want het liep soms op schrille geluiden uit.
Op de Woensdag in de Goede Week kwam de versie van Lucas van het lijdensverhaal aan bod. Opmerkelijk was wel hoezeer op onderdelen de evangelisten hadden verschild in hun verslaglegging. De één gaf passages op, die nergens bij de andere terug te vinden waren en ook de opmerkingen van Jesus liepen overduidelijk flink uiteen. Lucas vertelde hoe Pilatus eigenlijk geen zin had in de berechtiging van Jesus en daarom het zaakje doorverwees ter afdoening naar Herodes, omdat Jesus Galileeër was. Dat werd verder niet toegelicht. Kennelijk was Pilatus niet iemand die zich met alle Joodse vervolgingen hoefde bezig te houden. Lucas is de evangelist die erover uitvoerig verslag doet en ook nog het meeste juridiseert. Jesus werkt nergens aan mee. Hij zegt geen boe of ba tegen die Herodes. Deze, getergd, zendt de lastpost terug naar de landvoogd. De Romein en de Joodse koning worden nu vrienden. Want voordien waren ze vijanden, zegt Lucas er overbodigerwijze bij. Pilatus maakt er verder kort spel mee. Hij geeft Jesus aan de kruisiging over.
Jesus zegt nadat hij gekruisigd is tussen twee rovers: Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Volgens de middeleeuwse juristen vestigt Jesus hier het schuldbeginsel. Je bent alleen maar aansprakelijk als je de feitelijke strekking van je gedragingen hebt kunnen overzien en ook de morele dimensie ervan hebt kunnen doorgronden. Dat was in West-Europa iets nieuws. De commentatoren bij het wettenrecht van Justinianus staan er uitvoerig bij stil: de Germanen en de Romeinen vonden dat de daad de rechtsgrond was van de bestraffing. Alles wat daaruit oorzakelijk voortvloeide, hoe onvoorzienbaar ook wellicht, was vervolgens toerekenbaar. Er was, om strafbaar te zijn, geen straffunderingsschuld nodig, zegt Bartolus, geen hoogstpersoonlijke verwijtbaarheid bij de dader.
Of die vanuit zijn handelingsperspectief het wederrechtelijkheidsgehalte kon overzien van zijn opstelling was misschien medebepalend voor de hoogte van de straf en de omvang van de burgerlijke aansprakelijkheid jegens slachtoffer, beledigde partij of diens familie, maar niet voor de toerekenbaarheid of strafwaardigheid. Sedert Christus vanaf het kruis deze woorden sprak – alleen voor datgene wat je wéét kun je aansprakelijk zijn – is altijd nodig bewijs van verwijtbaarheid in hoogstpersoonlijke, psychologische zin. Anders is negatieve sanctionering ongeoorloofd. Alle juristen moeten dat overnemen, zegt ook Thomas van Aquino. Dat is dus deze singuliere tekst van Lucas op woensdag in de passieweek die dat in het Westen teweegbrengt.