Koppeling

Met Hirsch Ballin waren Hans en ik nog niet klaar wat die procesrechtelijke uitzonderingspositie betreft van het materiële vreemdelingenrecht in verhouding tot de Algemene Wet Bestuursrecht. Hirsch snapte donders goed wat wij voorhadden. Wij wilden beletten dat de vreemdeling die toelating eiste dóór bestuursrechtelijk te procederen zou verkrijgen, op den duur, wat hem eigenlijk aan de voordeur aanstonds ontzegd had moeten worden: een verblijfstitel. Men ging dat euvel in vakkringen van kleur verschieten noemen. De illegale vreemdeling ging langzamerhand in de procedure een legale feitelijke status krijgen, door steeds maar nieuwe toelatingsverzoeken in te dien, korte gedingen aan de spannen, schorsingsmomenten te scheppen en de aanwending van inleidende dwangbevoegdheden ter uitzetting in afzonderlijke procesgangen onrechtmatig te laten verklaren door de rechter. De procesgang duurde zo jaren.

De vreemdelingenrechters wilden van deze mogelijkheden niet afzien. Ze vormden een geduchte lobbygroep. Die Ngo’s activeerde, Kamerleden bezocht, congressen organiseerden aan de universiteiten die overduidelijk het karakter hadden van politieke demonstraties. De wetenschap gepolitiseerd. De politiek verwetenschappelijkt. Hier, zeiden Hans en ik tegen elkaar, gingen de rechters toch wel wat ver met hun beïnvloeding van de voorportalen der aanstaande wetgeving. Wat bleef hier nu nog over van de grondwettelijk geborgde scheiding der machten? Thorbecke zou zich in zijn graf omdraaien. Maar het enge was eigenlijk dat iedereen het nog gewoon vond ook.

Daar kwamen nog twee problemen bij. Aad Kosto, staatssecretaris voor vreemdelingenzaken namens de PVDA was eigenlijk door Hirsch Ballin volkomen gemarginaliseerd in zijn portefeuille-beheer. Hirsch trok zich geen barst meer aan van het wetgevingstraject van Aad. Die dat niet pikte. Maar in dit verband met aanmerkelijke bothoofdigheid van de minister te maken kreeg. Verder had Hirsch in het begin van zijn ambtsaanvaarding Albert Mulder, de roemruchte ex-secretaris-generaal van Justitie, verzocht een projectgroep te leiden ter re-evaluatie van het vreemdelingenrecht gebaseerd op de wet van 1965. Dat had hij op een receptie gedaan. Mulder en hij waren nog oude kennissen. Want Hirsch had gewerkt als wetenschappelijk administrator op de Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht en had Mulder duchtig bediend. Deze had hem destijds zijn lof niet onthouden. Maar Mulder, met pensioen, wilde niet achter de geraniums gaan zitten. Hij wilde ertoe doen. En dat kan niet achter die bloemenpracht, ook al zijn ze rood.

Dus. Geen receptie of Mulder schoot bewindslieden aan. En verzocht ze om regeringsopdrachten van veelomvattende aard, die statusverhogend werken. Hij was de enige niet die daarom dat soort recepties frequenteerde. Met de borrel in de hand had hij dus Hirsch in een hoek gedreven. Dat was niet moeilijk, omdat Hirsch in die dagen wat verwezen placht rond te scharrelen in het feestelijk gewoel en nooit over koetjes en kalfjes wist te praten. Hij had mij net op mijn donder gegeven omdat ik nog niet met een nieuw wetsvoorstel was gekomen over de vreemdelingrechtelijke afgrendeling van internationale luchthavens. Mulder kwam er duchtig olienoten vermorzelend met zijn enorme kunstgebit bijstaan en vroeg om een belangrijke klus. Vermoedelijk om mij eens flink terecht te wijzen zei Hirsch dat hij graag eens een groep aan het werk zag over de problematiek van de internationale luchthavens in Europa met het oog op de illegale migrantenstromen, want zijn ambtenaren schenen het probleem niet te vatten.

Mulder evenmin. Maar die dacht beet te hebben en stemde in met Hirschs ontstemming – die, naar Hirsch deed blijken buitengemeen was – en beaamde dat de jongere ambtenaren lui, incompetent en niet outreaching waren. Daar had hij veel ervaring mee. Goed, zei Hirsch, dan heb ik een klus voor je. Dat moet je niet tegen een persoon als Mulder zeggen, want die maakte er stante pede een staatscommissie-opdracht van met een staf van vrijgestelde ambtenaren van de Directie Vreemdelingenzaken. Tineke de Leeuw van die directie stond er toevallig dichtbij, toen dit geregeld werd, en die kon huiswaarts gaan met een mondelinge aanstelling als secretaris. Deze commissie, zo las ik de andere dag in de krant, zou een nieuwe vreemdelingenwet in noodtempo uit de grond dampen.

Daarin zou het koppelingsbeginsel worden gecodificeerd, stond er mannelijk en kordaat: illegalen mochten in Nederland geen rechten kunnen opbouwen. Geen voorliggende voorzieningen kunnen aanvragen noch doordringen in de collectieve sector, ook niet via Ziekenfondsen, huursubsidieverlening of cursorisch agrarisch onderwijs, omwisseling van rijbewijzen of certificeringen van buitenlandse diploma’s of academische bullen van afgelegde examens. No way, stond er.  Mulder noemde maar wat. Ik werd door Rein-Jan Hoekstra, secretaris-generaal van Algemene Zaken gebeld met de mededeling dat Lubbers dat nog eens daadkracht vond. Kon ik meteen even langskomen?