Landen reageerden verschillend op het arrestatiebevel-Aanklager ICC

Tijdens de onderhandelingen op ambtelijk niveau hebben de strafrechtsjuristen van bijna alle spraakmakende delegaties bij de verwoording van het complementariteitsbeginsel in het Statuut van het ICC grote bezwaren gemaakt tegen de excessieve vaagheid van het strafmachtsbeginsel. Dat principe werd niet eens vastgelegd in een substantieve begripsbepaling in een operatief artikel. Dat laatste wil zeggen, dat de verdragssluiters in een apart betekenisbepalend artikel precies aan de rechters opgeven wat ze feitelijk moeten vaststellen, wanneer ze oordelen dat wel of niet is voldaan aan het complementariteitsbeginsel.

Dat is eigenlijk normaal en behoort dat te blijven. Aanknopingspunten voor de rechtsmacht behoren wettelijk heel nauwkeurig vastgelegd te zijn door de staten. Reeds omdat die rechtsmachtvraag in hoge mate gepolitiseerd kan worden en dat moet de rechters juist niet contamineren of ideologisch besmetten. Zeker niet op het niveau van supranationale rechtspraak. En daarom, om nodeloze divergenties uit te sluiten op nationaal niveau in dit opzicht, is door die juristen, die deze bui al zagen hangen – meestal ex-rechters en advocaten – gevergd dat het Statuut nauwkeurig de rechters instrueert wanneer ze mogen aannemen dat er geen nationale toereikende jurisdictie beschikbaar, bereidwillig, en effectief zal kunnen zijn.

Reeds omdat die aanname ook meestal neer zal komen op een soort afkeuring van het rechtssysteem van de territorialiteitsstaat: de staat binnen wier territoriale rechtskring de misdrijven tegen de internationale humanitaire rechtsorde begaan zouden zijn. Het ICC declasseert die staat door vast te stellen dat ze zelf niet rechtsmachtvaardig wil zijn terwijl ze dat als territorialiteitsstaat juist wel zou moeten willen. Dat staat al in de eerste concepten die de International Law Commission sedert 1946 ontwikkelde om te komen tot een Internationaal Permanent Strafhof.

Maar de diplomaten in New York in de ambtelijke voorbereidingscommissie wilden er niets van weten ná 1989, omdat ze dachten dat de Westerse Alliantie, hegemoniaal na Die Wende, zelf steeds in staat zou zijn de doorzettingsmacht ten behoeve van het ICC er dóór te drukken, tegen de wil van niet-gebonden landen in. En daarbij dachten deze westerlingen aan India, Japan, de Volksrepubliek China en uiteraard de Russische Federatie van destijds, tussen 1994-2001. Die morden. Maar waren bevreesd om er een punt van te maken. Het geval Nethanyahu laat nu zien hoezeer de strafjuristen het juist zagen. Gelukkig heeft Nederland op dat operatieve jurisdictie-artikel steeds zeer aangedrongen en er vele voorstellen voor gedaan. Want nu is, ook onder Westerse staten, in de Netanyahu-zaak divergentie troef. Het ICC verenigt niet. Het splijt. Ook als jurisdictioneel clearinghouse. En daarvoor is gewaarschuwd. Ook door Nederland. Omdat dat als gastland juist daarvan de meeste last gaat krijgen. Men zie, uitvoerig: https://gerardstrijards.nl/een-universeel-strafhof/ en voor de praktijk die opdoemt: https://gerardstrijards.nl/the-hague-legal-capital-of-the-world/dehttps://gerardstrijards.nl/the-hague-legal-capital-of-the-world/de

Frankrijk is thans uitgesproken terughoudend, bleek woensdag 27 november 2024. “Frankrijk zal aan zijn internationale verplichtingen voldoen”, zei het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken weliswaar in een statement, maar wil tegelijkertijd “gezien de historische vriendschap (…) nauw blijven samenwerken met Netanyahu.”

Duitsland wil pas een besluit nemen als Netanyahu daadwerkelijk van plan is om het land – Duitsland – te bezoeken. Dat zei het die zwarte woensdag ook ijlings. En dat terwijl Duitsland kampioen voor het ICC was in New York! En dan zal veel afhangen van de vraag met welk doel en in welke hoedanigheid Netanyahu arriveert, op wiens uitnodiging of aandringen en in welke door Duitsland erkende status.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië, sprekend te dezen voor zijn Gemenebest — zegt zich aan de wet en de verdragen te houden, maar wilde niet expliciet zeggen of dat betekent dat Netanyahu opgepakt zou worden in Engeland. In dat laatste zit dus een macht van reserves schuil. Kan Netanyahu gerust wel naar Zuidelijk Ierland? En wat houdt dat dan in voor de homogeniteit van het internationale strafrecht op het stuk van, ik noem het nog maar even, genocide en voorbereiding daartoe?

Hongarije heeft nadrukkelijk gezegd zich niet aan het aanhoudingsbevel te houden, en heeft Netanyahu zelfs uitgenodigd voor een bezoek. Men kan dat een slag in het gezicht noemen van ICC-wier rechtsmacht de EU bij besluit als zelfstandig rechtspersoon, deelnemend aan het interstatelijk verkeer, deelnemend aan het interstatelijk  verkeer uitdrukkelijk erkende en waartoe het ook een notificatie heeft genomen van ondertekening ter gelegenheid van de aanname van de final act.

De EU was ook steeds waarnemer bij de slotconferentie te Rome. En accordeerde de final act zonder reserve of interpretatieve verklaring.

De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp heeft gezegd dat Nederland het arrestatiebevel uit zou voeren, maar zulks tot onvrede van coalitiepartners PVV en BBB.  Maar deze coalitiegenoten hebben meteen jegens de wereldgemeenschap via social media te kennen gegeven dat Veldkamp niet “erga omnes” sprak: jegens alle staten. Volkerenrechtelijk raar en een miskleun voor het land dat The Hague Legal Capital of the World zegt te herbergen. “Juridisch gezien is het heel raar dat bepaalde landen niet willen meewerken aan het arrestatiebevel”, zegt Henri de Waele. Hij is hoogleraar internationaal recht. Landen die partij zijn in een verdrag, in dit geval het Statuut van Rome voor het ICC, zijn verplicht om daar ook gehoor aan te geven.  Zegt de prof. Maar uit het desbetreffend  hoofdstuk in het Statuut blijkt dat de staten beloofden “zoveel mogelijk” aan rechtshulpverzoeken vanwege ICC te zullen voldoen. In het internationaal recht zit er echter wel vaker verschil tussen de redacties van de afzonderlijke verdragsartikelen in de uiteindelijke tekst. Die belofte komt neer op een inspanningsverbintenis. Niet op een  resultaatsovereenkomst.