Om een goede juridische kijk te krijgen op het Lijdensverhaal volgens Mattheüs moet je ook de twee andere evangelieteksten van Marcus en Johannes erbij betrekken en die synoptisch lezen. Marcus moet iemand zijn geweest die het Romeinse bezettingsreglement destijds begreep en inzag dat er een rechtsmachtverdeling bestand tussen de rijkscommissaris voor het bezette Joodse gebied, Pontius Pilatus enerzijds en het college van secretarissen-generaal anderzijds, het Sanhedrin, voorgezeten door Caïphas. Beide topambtenaren hadden grote zwarigheden met de blootvoeter uit het onderkomen wingewest Galilea, J.C. van Nazareth. Dat lastpak dreigde de subtiele verstandhouding tussen bezetter en bezette bevolking steeds weer te verstoren.
Vergelijk Pilatus met Seyss-Inquart, Caïphas met Frederiks, destijds, in 1940-1945 secretaris-generaal Binnenlandse Zaken, die problemen hebben met de oproerige H.N. van Randwijk, die verzet schijnt voor te bereiden tegen de regering in Berlijn. Beiden willen Van Randwijk wég hebben uit het publieke domein, want hij destabiliseert in 1944 in de randstad de Nederlandse, hongerende, bevolking. Pilatus is als landvoogd aangesteld omdat hij een keiharde, sluwe en uiterst loyale gouverneur van voor Rome. Hij kijkt naar Van Nazareth als politiek delinquent. Hij wil het bezettingsregime ontwrichten ten behoeve van de bevolking. Dat kan Pilatus, die is aangesteld omdat hij korte metten maakt met bezette staten in het Romeinse Rijk, niet laten passeren. Pilatus heeft veel concurrenten in Rome. Hij moet laten zien dat hij met weinig middelen in het altijd hinderlijke Judea toch de orde weet te handhaven.
Caïphas heeft redenen om te vrezen dat de betere klasse in Jerusalem dan het gelag moet betalen en wellicht een zware vergeldingsaanslag zal krijgen. Caïphas beschuldigt Van Nazareth van godslastering, omdat hij de van Godswege ingestelde gezagsorde verstoort. Dat doet Caïphas om Pilatus te laten zien dat het Sanhedrin zich neerlegt bij de bezettingscapitulatie die Judea heeft gesloten met Rome. Deze Joodse regering erkent de legitimiteit van de bezetting en wil daarom van Van Nazareth af. Hij veroorzaakt troebelen. De zwaardmacht ligt echter bij de Romeinse bezetting. Het Sanhedrin kan Van Nazareth uitleveren, om het vonnis – de doodstraf – ten uitvoer te laten leggen door de Romeinen. Op de tenlastelegging dat Van Nazareth heeft gezegd dat hij Gods zoon is, komt het Sanhedrin tot een bewijsredenering tegen hem. Dus: naar Pilatus met deze man. Rome nam alleen een vonnis over van de regering van een bezet land ter tenuitvoerlegging als Rome het feitencomplex vergelijkbaar strafwaardig achtte als kennelijk de rechters van het bezette land hadden gedaan. Maar naar Romeins recht was godslastering niet strafbaar. Er was niet één erkende God, dus belediging of ontkenning van die God was juridisch irrelevant, zeker niet, als de ten laste gelegde uiting neerkwam op de mededeling dat iemand Gods zoon was.
Veel Romeinen vonden dat namelijk van zichzelf. Dat is één van de problemen van Pontius: die Joden kwamen met een vonnis dat hij in het geheel niet kon erkennen. Verder beviel hem de bewijsredenering niet. Er was maar één werkelijke getuige die iets had weten te verklaren jegens Van Nazareth. Maar dat was al helemáál niet delictueel. Dat kwam erop neer dat de Nazareeër had gezegd dat hij de tempel Gods kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen. Daar zag Pilatus geen graten in: vroeger, toen hij nog jong was, placht hij na een flinke slok op de sociëteit óók dergelijke dingen te verklaren. Dat gold ook voor de betichting jegens die blootvoeter dat hij als Mensenzoon zou zitten aan de rechterhand van Gods Majesteit, komend op de wolken des hemels.
Daar had Pilatus ook weleens last van als hij hem flink geraakt had. Hij besloot daarom het hele rechtsgeding van het Sanhedrin te vernietigen en zelf het strafrechtelijk onderzoek ter terechtzitting over te doen. Dat was een inbreuk op het volkerenrechteijk vertrouwensbeginsel: je mag als aangezochte partij, als mogendheid, de feiten die de vonnis wijzende staat heeft vastgesteld niet opnieuw gaan bewijzen. Maar dan volgens je eigen nationale procesrecht. En dat was nu precies wat Pilatus dacht te doen. Rome verweet hem dat hij onzorgvuldig optrad in gevallen van volksoproer. Dat weten we uit Romeinse contemporaine bronnen. Zoals Philo van Alexandrië en Flavius Josephus, Joden, maar ook Romeins staatsburger. Die hadden al klachten over Pilatus ingediend hij het departement voor koloniën te Rome. Die kun je teruglezen op een inscriptieplaat in de drukke Romeinse havenstad Caesarea Maritima. Daar was een agentschap van de toenmalige Telegraaf gevestigd.