Het hele rechtshandhavingsapparaat links van het Maasdal stortte inéén. De gevolgen voor de economie waren desastreus. Maar daarbij kwam een klimaatverandering, die thans bekend staat als de “Kleine IJstijd”. Een betrekkelijke koude periode van het eind van de vijftiende eeuw tot diep in de negentiende eeuw. De gemiddelde temperatuur op jaarbasis daalde met 1 à 2 graden in verhouding tot die rond het millennium. Verder was er bijna onafgebroken forse regenval in de noordwestelijke streken van Europa. Overal mislukten door deze combinatie de oogsten. In Stripe dat zo vaak en zolang onder water stond was het bijna onmogelijk om de landbouwgronden volgens het drieslagstelsel te bewerken. De striper boer placht één jaar op een akker wintergraan te zaaien. Tarwe en rogge. Dan het volgende jaar zomergraan. Brouwgranen gerst en haver. Voor het brouwen van bier en het stampen van veekoeken. Daarna één jaar braak. Dat was om dat akkerstuk mineralogisch te doen aansterken. En dan weer van voren af aan. Zo had hij doorgaans zijn land voor 66% optimaal in gebruik.
Hij had per jaar meerdere oogsten in diversiteit. Maar bij diep in de grond gedrongen vorst, terwijl die grond drijfnat was, kon men in de winter niet ploegen of openbreken. Een ander stelsel was op de armelijke zandgrond niet bruikbaar. Er was weinig mest. Dat kwam uit de potstallen en was vaak verzuurd. Het was een primitief stelsel, maar kon, mits consequent toegepast toch vruchtdragend zijn. Als de echter de vorst tot diep in de lente in de grond bleef zitten, kwam van die consequentie niet veel terecht. Maar helemáál niet als ruiterbenden of gelederen landlopers over de akkers kwamen stampen. De striper boer placht zijn zware rogge uit te ruilen tegen rapen, klaver en betere hooigrassoorten. Dan had hij een gevarieerder tafel. Dat kon hij doen bij beurtvaart. Als er uit betere streken zuidwaarts bij Turnhout of Poppel waren werden aangebracht te Eindhoven.
Toen echter de eerste Gelderse huurlingen zich in het machtsvacuüm gingen storten dat De Kempen nu waren geworden kon dat niet. Maarten van Rossum, uit Zaltbommel herkomstig, was bij de hertog van Gelre aangenomen als brigade-generaal om Kempenland volkomen te destabiliseren. Als inleiding voor een strategische oorlog, die zijn hertog zag zitten, nu de Bourgondiërs wat hem betreft te hoog noordwaarts oprukten. De nederzijging van het Luikse neutraliteitsstelsel kwam de hertog van Gelre, dat een Duits rijk was, geweldig goed uit. Achteraf hebben de Bourgondiërs ook wel begrepen dat zij zich aldus lelijk in de vingers hadden gesneden. Ze hebben getracht de status quo in dat opzicht te herstellen. Maar gelukt is ze dat niet meer. Het was toch te veel uit de hand gelopen.
De hertog van Gelre dacht een halt te kunnen toeroepen aan de Bourgondische machtsaanspraken. Hij kreeg daarbij hulp van de Fransen. Beide mogendheden zetten nu in 1542 Van Rossum in als veldheer om via de Maas Vlaanderen te veroveren, de oer-habitat van de nieuwe keizer van het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie. Van Rossum ging daarbij de tactiek van de verschroeide aarde toepassen nadat zijn troepen bij Horne uit het Maasdal waren geklommen westwaarts marcherend. Hij liet ze via de Peel aanmarcheren op Sint Oedenrode. Daar zochten ze legering om later uit te waaieren. Ze legden garnizoen bij Vught, Hoogstraten en Maarheze in afwachting van de tros. In die tussentijd brandschatten ze de hele streek. Want van de veldgewassen konden ze niet leven en de voorraadwagens waren nog lang niet gearriveerd. Ze kwartierden in bij alle boeren, verkrachtten de vrouwen en slachtten vee. Daarna brandden ze alles plat. Steeds weer als er een nieuw huurregiment was aangekomen.
Het landschap, zwartgeblakerd, kreeg niet de tijd tot herstel. Het bleef vlak, landelijk en onherbergzaam met alleen een suizende schrale wind. Ook Strijp kreeg zijn deel. Het kreeg evenmin gelegenheid om te recupereren. Plannen om het Trudokerkje te vergroten werden opgegeven. De Kempen en zijn heides werden nu voor de eerste keer gebruikt door grotere militaire afdelingen om slag te leveren, want geen blind paard kon er nog schade doen. Toch kwamen er nog inners voor de accijnzen en tienden namens Truiden. Die vingen bot. Maar ze bleven aandringen en ook uit Strijp werd nu protest aangetekend tegen deze ambtelijke hardnekkigheid. Waarom belasting betalen, als de stripers niet beschermd werden? De ervaring leert historici dat ingezetenen die van hun overheid geen enkele rechtsbescherming krijgen, in ieder geval het gaan verdommen belasting te betalen. Ze komen niet altijd in opstand. Maar ze voldoen de aanslag consequent niet meer wanneer de overheid hun aanrandingen van lijf, eerbaarheid of goed en die van hun aan- en bloedverwanten niet regelmatig en met korte slagen afstraft. Als de pakkans nihil is, komt er burgerlijke ongehoorzaamheid. Vooral als de overheid niet luistert en de aanslagen hoog zijn, buiten verhouding. Dat was de situatie in Strijp. Totale anarchie was het gevolg: ambtenaren konden zich er beter niet meer tonen en eigenrichting werd vanzelfsprekend. Zoals de hedendaagse situatie dreigt te worden in Nederland. Overheden leren het nooit. Burgers óók niet. Maar die betalen uiteindelijk de rekening. Zoals we ook in onze dagen meemaken. De protesten tegen de aanslagen werden in het begin wel netjes in fiscale adressen bij de vertegenwoordiger van Luik uitgereikt. Maar die was foetsie. De adressen werden wel bij het dekenaat ingezameld, maar verzenden naar de aartsdiaken te Sint Oedenrode leek niet raadzaam. Maar het werd nog erger. Veel erger. Toen de opstanden uitbraken van 1566, die wij, mogelijk ten onrechte, hebben leren kennen als godsdiensttwisten. Als ze dat geweest zijn, dan heeft geen striper daaraan deel gehad. Want van godsdienstleren had hij geen verstand.