Nationaal besef

Zeldzaam is het geworden als Den Haag iets ontwikkelt wat nationaal-chauvinistische sentimenten in ontroering zou kunnen brengen. In tegenstelling tot enkele decennia geleden komt dat nauwelijks meer voor. Destijds, toen ik in deze stad achter de duinen mijn intrek metterwoon nam, was het veel vaker zo dat de drieslag God, Nederland en Oranje in het stadsbeeld zichtbaar was. De trams hadden op de verjaardagen van de leden van het koninklijk huis doorgaans de nationale driekleur mét een oranjevlaggetje op de bestemmingsborden op het voorfront. Dat waren nog de zware felgeel gekleurde bakken die scheurend en knarsend door de bochten en wissels draaiden, onderweg echt bellend en klepelend.


De stadsverslaggever maakte ervan gewag in zinsneden als “Blij tjenkte de tram door de bocht…” of, bij een overlijden of uitvaart van dat huis: “Droef zwenkte de tram door de lus…”, want nationaal nieuws was in trek net als de kar met de nieuwe haring die meestal helemaal niet nieuw was en zeker niet kon gelden als echte Scheveningse, binnengebracht in de eerste week van de eerste trek. Ik las destijds nog de Residentiebode, al lang niet meer onder ons, waarin daarvan uitvoerig gewag werd gemaakt evenals van de overreiking van de diplomatieke geloofsbrieven door de ambassadeurs aan de majesteit van het moment. Er wordt wel degelijk aandacht geschonken aan het nationale momentum, maar enigszins excuserend. Het moet even. Maar men vraagt er schuchter permissie voor, want inclusief is het niet.

Er wordt ook niets over uitgelegd. Niet op TV-West en niet in de Haagse Bijlage van het Algemeen Dagblad, dat uitvoerig ingaat op de nieuwe belevingen die verbonden zijn aan Islamitische feesten in de Schilderswijk. Dat is natuurlijk ook inclusiever. Wij moeten er voor open staan. Daarom worden ook bepaalde merkwaardige folklores op het Lange Voorhout, die overduidelijk nationale achtergronden en oogmerken hebben, maar zijdelings geduid. Ze worden wel uitgevoerd, het geldt een openbare manifestatie, maar meer als achtergronddecor. Het mag geen naam hebben. Zoals ook het Thorbecke-monument geen naam mag hebben.

Daarom weet ook niemand waarom ineens de nationale driekleur prijkelijk wordt uitgehangen aan de masten aan het korte eind van de Hofvijver waar ook de bloembakken onlangs in lentetooi zijn gestoken. Het rood-wit-blauw wappert en wemelt. Het doet het oog in alle schelheid in het ochtendgloren deugd. We zijn nationaal kennelijk erg blij. Maar waarmee, dat weet geen mens. Dat is natuurlijk erg mooi. Het geeft een goed gevoel, al veroorzaakt het geen nationale, laat staan: vaderlandse, ontremming. Dat moet ook niet. En dat mág ook niet. We leven vrij. We leven blij. En we zijn er trots op. We sluiten niemand uit. Nu, ja, misschien de mensen die Putin toch nog iets menselijks gunnen. Die horen er niet bij. Maar waarbij, dat is een raadsel. Dat moet ook zo blijven.


Terwijl we verder erg transparant zijn en openheid van zaken eisen. De vlaggen flapperen bevestigend, terwijl op het Lange Voorhout aan allerlei ondetermineerbare stammen voedsel wordt aangeboden aan tafels op schragen. Het betreft hier genodigden. Uit alle naties. Die elkaar spontaan verstaan, bereid tot ontmoeting en inleving.  Zoals bij het pinkstergebeuren van destijds.  Soms klinkt een lied verstorven op. Dan kijken de deelnemers elkaar betekenisvol aan. Ze zingen de blijkbaar bekende melodie mee. Het geldt hier een samenbindend onverstaanbaar gezang. Ik doe niemand tekort als ik veronderstel dat de strekking ervan is dat recht moet zegenvieren, dat huis en haard beschermd moeten worden en dat iedereen zalig moet zijn op zijn wijze. Wie dáár niet mee instemt hoort er echt niet bij.