Nederland reageerde op deze basale argwaan zoals het dat vaker placht en pleegt te doen: het ging zich binnen de Volkenbond opstellen als het pupilletje dat het uitsloverig goed wil doen. Dat had het al eerder gedaan, ook met averechts effect. In 1913 had het geantwoord op de open oproep van de grotere Europese mogendheden om militaire instructeurs te sturen naar de nét opgerichte dwergenstaat Albanië. Doel: het oprichten van een gendarmeriekorps, het op de been brengen van een volksleger en het inrichten van een vlootbasis voor een militaire gouvernementsmarine.
Het verzoek was officieel binnen gekomen in een periode dat het kabinet-Heemskerk demissionair was. Heemskerk was zich bewust dat de Balkan een kruitvat was. Nederland moest daar buiten blijven. Albanië was een resultante van een geopolitieke move van de westelijke Europese grootmachten om Rusland vér van de Middellandse Zee te houden. De streek Albanië had behoord tot het Ottomaanse rijk. Dat was verdreven uit een groot deel van de Balkan. In de eerste Balkan-oorlog. Servië had interesse in de oostelijk kuststrook van de Adriatische zee. Het wilde daar een oorlogshaven. Om die aan Rusland ter beschikking te stellen. Om dát te beletten was de kunstmatige staat Albanië uit de grond gedampt.
Frankrijk, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Duitsland wisten goed: laten wij hier buiten blijven. Maar Den Haag weer niet. Het kabinet-Cort van der Linden stuurde een belangrijk lid van de Tweede Kamer herwaarts: majoor Thomson. Die zou de legerorganisatie en die gendarmerie op poten zetten. Maar het bleek in Albanië zo’n rotzooi, dat Thomson niet tot een begin van uitvoering van enig plan kon komen. Hij werd door een sluipschutter kort nadat hij aan land was gekomen neergeknald. Thomsons stoffelijk overschot werd met een Nederlands pantserdekschip teruggebracht. Maar Rusland was weinig gesticht over Nederlands interventie. Het dreigde met sancties. Gelukkig voor Den Haag – wat héét – brak kort daarop de Eerste Wereldoorlog uit. Rusland had toen andere katten te geselen.
Den Haag deed in de Volkenbond zijn uiterste best om via allerlei risicovolle avonturen te bewijzen, dat het met de ontwikkeling van de internationale rechtsorde heel graag wilde meedoen. Het zond allerlei topambtenaren als volkenbondscommissarissen, die linke opdrachten moesten uitvoeren – overigens wél met behoud van vaste aanstelling en zicht op promotie. Een hunner was de beruchte Rost van Tonningen, de latere voorman van de Nationaal-Socialistische Beweging in de Nederlanden en ook nog Zimmerman, de uiterst autoritaire burgemeester van de Maasstad, die het verbruid had bij de nationale elite omdat hij kennelijk zijn gemeente alvast in 1918 had uitgeleverd aan Troelstra ter begunstiging van diens revolutie. Hij moest geloosd worden, tijdelijk uit het zicht. Een internationale aanstelling is daar uitmuntend geschikt voor.
De belangrijkste bijdrage die Den Haag wist te leveren aan het Volkenbondsideaal was het zenden van een detachement van de mariniers in 1935 ter supervisering van het plebisciet in de Saar, het kolenrijke gebied in Duitsland oostelijk van Frankrijk met Saarbrücken als hoofdstad. Bij het Verdrag van Versailles-1919 was dat Saargebied onder mandaat van de Volkenbond gesteld. De soevereiniteit berustte tijdelijk bij de bond. Vijftien jaar zou die bond dat waarnemen.
Dan zou een volksraadpleging plaatsvinden, wederom onder supervisie van de bond. In 1935 moest dat gebeuren. Hitler had uiteraard grote belangstelling. De Saar was altijd Duits geweest. En het gebied kon een uitstekende uitvalsbasis bieden voor de westelijke oorlog die Hitler al voor ogen had. Frankrijk wilde het gebied niet zonder meer Heim ins Reich laten gaan. Hitler had de Duitse gemoederen al tot een kookpunt opgezweept, waarbij Marokkaanse miliciens die Frankrijk er had gelegerd met het oog op zijn rechten op de kolenmijnbouw het duchtig moesten ontgelden.
Onlusten, intimidaties en haatzaaicampagnes waren aan de orde van de dag. De bond vroeg nu om militaire ondersteuning om de volksraadpleging rechtmatig te doen verlopen. Maar geen staat meldde zich. Behalve Nederland. Dat zond een detachement mariniers uit Rotterdam. Dat was dan de internationale troepenmacht die de raadpleging moest bewaken. Hitler kreeg de Saar terug. En de Wehrmacht die uitvalsbasis. Nederland zou het op 10 mei 1940 gewaar worden.