Fransiscus Sonnius was een Brabo, geboren in Son in 1507. Hij was een echte bureaucratische carrièremaker in dienst van Philips II, de koning van Hispanje en de Lage Landen. Philips wilde een centralistisch gezag vestigen in die Landen. Daartoe introduceerde hij een nieuw belastingstelsel. Het voorzag in een systeem van progressieve inkomsten- en vermogensbelastingen, te innen door een centrale rijksbelastingdienst. Om die dienst te bemensen reorganiseerde Philips de ambtelijke organisatie van zijn rijk.
Destijds was een koninkrijk een theocratie. De ambtenaren waren doorgaans geestelijken. Omdat Philips’ omvangrijke reorganisatie geweldige loopbaanperspectieven voor managers bood, waren veel ambitieuze knapen bereid geestelijke te worden. Daaronder Sonnius. Hij was uit op een hoge benoeming bij een soort voorloper van de Europese Unie: veel verdienen en macht uitoefenen binnen een gigantische centrale overheidsdienst zonder enige bekommernis om democratische legitimatie. Sonnius ging in Leuven aan de katholieke universiteit theologie studeren in 1528 en bekwaamde zich vooral in het kerkelijke staatsrecht van die dagen.
Hij verzamelde vele kerkelijke ambten en kwam tot grote welstand via deze cumulatie van bijbanen, zoals tegenwoordig topambtenaren gewoon zijn te doen. In 1545 werd Sonnius eindelijk na veel intriges benoemd tot kerkelijk inquisiteur. Hij ging dus als rondreizend rechter-commissaris op opsporingsonderzoek naar ketters. In de Lage Landen. Hij trok de aandacht van zijn superieuren. Hij werd deswege afgevaardigd als expert naar het Concilie van Trente dat gaande was, en dat de kerkelijke geloofsleer en de bijbehorende bestuurlijke administratie opnieuw definieerde.
Zulks als reactie tegen de steeds sterker wordende godsdiensttwisten waarin Luther, Calvijn, Zwingli en Knox misstanden in de katholieke kerk trachtten aan de kaak te stellen. Daarin slaagden zij overtuigend. De kerkelijke organisatie begon zich nu te verschansen achter de contra-reformatorische recodificatie van geloof, bronnen van de geloofsleer alsmede mystieke dogmata en politieke stellingnames betreffende de oppermacht van de Paus. In een constante reeks reorganisaties ploegt een bekwaam bureaucraat zich vindingrijk naar voren.
Dat deed Sonnius, meesurfend op de wetsbesluiten van Philips over de nieuwe indelingen van de bisdommen in de Lage Landen. Die indelingen correspondeerden met nieuwe fiscale inspecties, want een bisschop was allereerst koninklijk ambtenaar en pas daarna zieleherder. Volgens het concilie kon je voortaan alleen maar bisschop worden als je gegradueerd theoloog was. Sonnius was dat. Hij solliciteerde dus naar de functie van bisschop. Het vak van de toekomst. Zoals nu een Euro-commissaris.
Sonnius dacht vooral aan het rijke Brabant. In Den Bosch kwam een bisschopzetel. Dat was net iets voor Sonnius. Die streek – de Meijerij en Kempenland — kende hij goed en hij wist waar fiscale afdrachten te innen waren. Sonnius, die zelf in diverse invloedrijke benoemingscommissies zat, werd de eerste bisschop van Den Bosch. Maar de Bosschenaren waren niet vergeten dat Sonnius ook inquisiteur was geweest. Zijn reputatie snelde hem vooruit. Óók, dat Sonnius bij ondervragingen gedurende het gerechtelijke vooronderzoek Moren bezigde als beulsknechten.
Die had hij opgedaan in zijn periode te Madrid, toen hij daar bezig was als inquisiteur. Tijdens zijn vooropleiding. Den Bosch sloot de poorten voor Sonnius. Toen hij aan kwam zetten om zijn kathedra, zijn zetel, in te nemen met die Moren in zijn gevolg. Sonnius moest uitwijken naar Geldrop, naar de zware donjon van het kasteel daar. De Kempenlanders moesten hem evenmin. Hij kon met zijn Moren zijn jurisdictie alleen ’s nachts uitoefenen, de goeien scheidend van de slechten. En rapporterend aan zijn gebieder te Madrid. Soms voerden zijn Moren slechten daarheen af. Hij was de eerste Sinnieklaas in de Lage Landen.